mrs. Kist, Italianer, Van Ardenne, Klaver, Remme
Verwikkeling rond de kostenvergoeding van getuigen in strafzaken. Rol van de advocaat van de verdachte.
Advocatenwet art. 46 (4.2 deskundigen, getuigen en adviseurs)
Gedragsregel 32
Feiten
Op verzoek van mr. X wordt klager als getuige in een strafzaak tegen de cliënt van mr. X gehoord. Klager zendt een declaratie, ten belope van ƒ 3199,50, aan het gerechtshof waar hij als getuige is gehoord, waarna hij wordt doorverwezen naar mr. X. Mr. X verzoekt daarop aan klager om een uitsplitsing van de gemaakte kosten en de bestede uren, opdat hij een en ander met zijn cliënt kan bespreken. Wanneer klager die verstrekt reageert mr. X aanvankelijk niet. Pas na tussenkomst van de deken laat hij aan klager en aan de deken weten dat hij zijn cliënt op basis van een toevoeging heeft bijgestaan en dat om die reden noch hijzelf noch zijn cliënt de declaratie van de getuige met inbegrip van zijn kosten zullen betalen. Mr. X biedt zijn excuses aan voor het feit dat hij aan de correspondentie met de getuige onvoldoende zorg heeft besteed.
Overwegingen van de raad
In strafzaken geeft de verdediging de getuigen die zij à décharge wenst te doen horen op aan de officier van justitie, die deze getuigen vervolgens oproept om ter zitting te verschijnen. Voorts is de vergoeding van hun kosten bij wet geregeld. Deze vergoeding komt ten laste van de openbare kas. Dit brengt mee dat de advocaat van de verdachte in strafzaken niet de getuigen oproept en dus ook niet, anders dan in de gevallen waarop gedragsregel 32 betrekking heeft, behoeft in te staan voor de hun toekomende vergoeding. Het had mr. X gepast klager na ontvangst van diens declaratie te wijzen op het wettelijk vergoedingssysteem en hem te verwijzen naar het juiste adres om die vergoeding te verkrijgen. Nu mr. X zijn excuses heeft aangeboden voor zijn onzorgvuldige behandeling van klagers brieven en in dit verband niet een informatieplicht op de advocaat van de verdachte rust, acht de raad het verzuim van mr. X van onvoldoende gewicht om tot gegrondverklaring van de daarop betrekking hebbende klachtonderdelen te kunnen leiden. Het onderdeel van de klacht dat inhoudt dat mr. X de vergoeding van deze kosten ter gelegenheid van het getuigenverhoor ter terechtzitting aan de orde had moeten stellen, is ongegrond. Volgens meergenoemd wettelijk systeem behoort de vergoeding van de kosten van getuigen à décharge terstond te worden toegekend door de griffier van het gerecht dat bevoegd is over de zaak te oordelen, of van het gerecht waarvoor de zaak dient of heeft gediend. Gegeven deze regeling behoefde mr. X de vergoeding van de kosten niet zelf ter zitting aan de orde te stellen. De raad is met klager van oordeel dat laatstgenoemde uit de brief van mr. X kon afleiden dat zijn, klagers, kosten mogelijk door de cliënt van mr. X zouden worden vergoed. Het had op de weg van mr. X gelegen om klager terstond te wijzen op het bestaande wettelijk systeem. Dit geldt temeer nu niet is gebleken dat mr. X daadwerkelijk nader overleg met zijn cliënt heeft gepleegd over vergoeding van klagers kosten. Naar het oordeel van de raad heeft mr. X evenwel niet de intentie gehad om klager op enigerlei wijze te misleiden dan wel informatie te onthouden. Nu mr. X bovendien zijn excuses heeft aangeboden voor de wijze waarop hij de correspondentie van klager heeft behandeld, acht de raad de handelwijze van klager niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Volgt
De raad verklaart de klacht ongegrond.