mrs. Robbers, Claassen, Grootveld, Baas en Van Nispen tot Sevenaer
Met de aard van het advocatentuchtrecht is het onverenigbaar dat over een klacht moet worden geoordeeld indien de desbetreffende advocaat ten tijde van de behandeling ter zitting door de raad is overleden.
Advocatenwet art. 49 lid 1
Feiten
De klacht tegen mr. X is bij de raad binnengekomen op 14 april 1999. De mondelinge behandeling heeft op 10 januari 2000 plaatsgevonden. Mr. X is toen niet verschenen. Nadien is de raad gebleken dat mr. X op 12 november 1999 was overleden.
Overwegingen van de raad
Het is met de aard van het advocatentuchtrecht onverenigbaar dat over een klacht moet worden geoordeeld indien de desbetreffende advocaat ten tijde van de behandeling ter zitting door de raad is overleden. In het tuchtrecht gaat het erom dat een advocaat zich tucht – rechtelijk verantwoordt voor zijn gedrag in de uitoefening van zijn beroep. Dit is een aan de persoon van de desbetreffende advocaat verbonden verantwoordingsplicht, welke bij overlijden een einde neemt. Bij gebreke van die verantwoording is er geen plaats voor een oordeel over de slechts van één zijde belichte klacht.
Volgt
Onthouding van een oordeel over de klacht.