mrs. Robbers, Claassen, Grootveld, Baas en Van Nispen tot Sevenaer

 

Discrepantie tussen wat een advocaat bij pleidooi als verklaring van zijn cliënt stelt en wat die cliënt later als getuige verklaart. Vraag of die advocaat daarover aan de wederpartij nadere inlichtingen moet geven of zich kan beroepen op een geheimhoudingsplicht jegens die cliënt. Advocatenwet, art. 46 (1.3 geheimhoudingsplicht; 4.1 rechters; 5.4 welwillendheid in het algemeen)

 

Feiten
Mr. X voerde voor zijn cliënte de vennootschap A een procedure tegen een bank, die werd vertegenwoordigd door mr. Y, de klager. In die procedure stelde mr. X dat een aantal door de bank, na executoriaal beslag, verkochte zaken niet aan de debiteur van de bank, de vennootschap B, toebehoorde maar aan zijn cliënte. In het beslagexploit van de deurwaarder was vermeld dat C, directeur van A, de deurwaarder had rondgeleid bij een magazijn. Bij pleidooi stelde mr. X dat hij uitvoerig met C had gesproken en dat die hem had meegedeeld dat die rondleiding niet had plaatsgevonden. C, na een tussenvonnis van de rechtbank als getuige gehoord, verklaarde toen dat hij de deurwaarder wél bij het magazijn had rondgeleid. Mr. Y schreef aan mr. X dat ofwel deze ofwel diens cliënt onwaarheid had gesproken en vroeg mr. X mee te delen of hij bij pleidooi de rechtbank al dan niet juist had voorgelicht. Mr. X weigerde die vraag te beantwoorden. Mr. Y riep vervolgens de bemiddeling van de deken in. Deze schreef, na onderzoek, aan mr. Y: ‘De correspondentie en het telefoongesprek waarnaar mr. X verwijst, hadden betrekking op het dilemma van het beroepsgeheim. Nu C ook een cliënt van mr. X is, staat het hem naar zijn mening niet vrij – en ik deel die mening – om over zijn contacten met C in detail uiteenzettingen te geven. Mr. X schrijft dat het mogelijk is dat hij C verkeerd heeft begrepen. In de procedure zal niet het pleidooi van mr. X maar de getuigeverklaring van C doorslaggevend zijn. Onder deze omstandigheden geef ik u in overweging uw klacht niet verder te vervolgen.’ Mr. Y riep vervolgens mr. X als getuige op. De rechtbank wees het beroep dat mr. X deed op het verschoningsrecht af. Mr. Y handhaafde vervolgens zijn tweeledige klacht dat mr. X had nagelaten naar behoren te antwoorden op zijn brieven waarin hij om nadere inlichtingen vroeg én ofwel bij pleidooi onwaarheid had verteld ofwel mededelingen had gedaan van feitelijke aard die onvoldoende door hem waren geverifieerd ofwel mededelingen had gedaan waarvoor hij niet wilde instaan.

 

Overwegingen van de raad
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overwoog de raad dat niet valt in te zien dat mr. X klachtwaardig zou hebben gehandeld door mr. Y niet nader te informeren, reeds omdat C een cliënt van mr. X was ten aanzien van wie laatstgenoemde mocht menen gehouden te zijn aan een geheimhoudingsplicht. Het feit dat de rechtbank later heeft bepaald dat aan mr. X geen verschoningsrecht toekomt met betrekking tot de vraag of hij blijft bij hetgeen door hem in zijn pleitnota was gesteld omtrent de mededelingen van C, doet daaraan niet af.

Mr. X mocht menen – zeker nu de rechtbank zich daar toen nog niet over had uitgelaten – niet gehouden te zijn inhoudelijk in te gaan op de kwestie die de klager in zijn brieven aansneed. Zijn veronderstelde geheimhoudingsplicht jegens zijn cliënten mocht mr. X in casu stellen boven het streven naar onderlinge verhoudingen berustend op welwillendheid en vertrouwen jegens de klager. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overwoog de raad dat niet is komen vast te staan, noch aannemelijk is geworden, dat mr. X wist dat de gegevens zoals vermeld in zijn pleidooi onjuist waren. Gebleken is dat door mr. X vooroverleg is gepleegd met C, waarvan hij de inhoud aan C bevestigde. Derhalve kan niet de mogelijkheid worden uitgesloten dat C eerst verklaring a heeft afgelegd tegen mr. X en vervolgens verklaring b tijdens het getuigenverhoor bij de rechter. Mr. X heeft naar aanleiding van het aan hem door C meegedeelde een nader onderzoek gepleegd alvorens die mededelingen in zijn pleidooi te presenteren. Derhalve is niet gebleken dat mr. X feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet, of behoort te weten, dat die onjuist zijn.

 

Volgt
Ongegrondverklaring van de klacht in beide onderdelen.

Download artikel als PDF

Advertentie