Er zijn momenten waarop het rechtsbedrijf zich slechts laat zien als een dwaze geldverslindende machine. Ik hoor die machine op volle toeren draaien in het sukkelproces (bekend als de strafzaak tegen een advocaat die een ambtenaar voor ‘sukkel’ uitmaakte). Het woordje van twee syllaben kost de samenleving tonnen belastinggeld. En ik voorspel dat de zaak gedoemd is pas te sneuvelen bij het Europese Hof waar landen als Moldavië met soortgelijke zaken geregeld de oren worden gewassen.
De idiote twist bij Ajax is ook een aardig voorbeeld. De voetbalclub werd in het moddergevecht met Cruijff bijgestaan door Peter Wakkie die voor zijn knappe adviezen een uurtarief van 750 euro rekent. De zinloze strijd kostte tonnen. ‘Willen winnen is niet altijd de beste strategie,’ zei Wakkie later in een interview.
Wie zijn zaak verliest en dat voor de hoofdprijs als strategie weet te verkopen aan een voetbalclub, is overigens wel een kunstenaar.
Even kostbaar als banaal was het juridisch steekspel over de drie borstharen van kapitein Marco Kroon. Prof. dr. Kintz, forensisch expert in toxicologisch haaronderzoek, geeft er tegenwoordig lezingen over.
Het zijn de duurste borstharen die justitie ooit onder ogen heeft gehad.
De duurste woorden staan in het bekende zinnetje over de Haagse rechter, waarover een advocaat had gezegd dat hij uitvoerig met advocaten was gaan bellen. Over deze zinsnede wordt door de rechter in kwestie sinds 2004 geprocedeerd. De teller van deze absurde zaak staat inmiddels op minimaal een half miljoen aan advocatenkosten, grotendeels gefinancierd door de Raad voor de rechtspraak die er bijkans failliet aan dreigt te gaan.
En wie failliet gaat, kan in de deskundige handen vallen van Rutger Jan Schimmelpenninck die tegenwoordig ook wel de man van 23 miljoen wordt genoemd. In het faillissement van DSB maakte hij tot op heden 58.000 declarabele uren à 430 euro. Hij is de duurste curator uit de geschiedenis van het faillissementsrecht. Elke vrijdagmiddag zit gans HouthoffBuruma met geitenwollen sokken aan handgeschreven brieven dicht te plakken voor de 100.000 rekeninghouders. En dat kan zo nog jaren doorgaan.
Op het kantoor waar ik begon als advocaat-stagiaire had ik een collega die diep nadacht over de geldmachine van het rechtsbedrijf en zich afvroeg of het schrijven van een declaratiebrief ook declarabel was. Hij meende van wel en had daarmee het juridische perpetuum mobile ontdekt. Zo raak je immers nooit uitgeschreven. Zou dat het geheim zijn van Schimmelpenninck?