Als ik dit schrijf, is Kamp net aan het verkennen geslagen en is het nog te vroeg om een duidelijk beeld te krijgen van hoe wij geregeerd gaan worden. Maar met de VVD als grootste partij valt wel te verwachten dat deze partij het nieuwe kabinet zal domineren. Dat zal dan betekenen dat er met betrekking tot het beleid van Veiligheid en Justitie lang niet alles zal veranderen. Het debat over het toezichtmodel zal dus wel doorgaan.

Grote kans dat u dit leest op de dag van ons Jaarcongres. U bent dan waarschijnlijk geen bezoeker van dat congres. Ik maak daarom (ook) in deze column een enkele opmerking over de betekenis van het zestigjarig jubileum van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Vorig jaar vierden we dat Napoleon de moderne advocatuur gecodificeerd heeft in 1811. De invoering van de Advocatenwet van 23 juni 1952 voegde daar ‘een gecentraliseerde organisatie der Balie met verordenende bevoegdheid’ (met verplicht lidmaatschap) aan toe.
Dat citaat is uit de Algemene Beschouwingen. Daaruit blijkt dat deze wet in hoofdzaak een ontwerp volgt dat eerder door het Bestuur van de Nederlandse Advocaten Vereniging was aanvaard. Een mooie analogie met het integrale ontwerp van een nieuwe Advocatenwet dat de NOvA als solide documentatie van onze opvattingen en argumenten al begin dit jaar het licht heeft doen zien! (Te vinden op de NOvA-website.)

In de Algemene Beschouwingen wordt onderstreept dat tegenover de beschermde status van de advocaat staat dat de Balie de waarborg moet geven dat de advocaten bij de vervulling van hun taak steeds de eerbied voor het recht zullen handhaven en het vertrouwen der rechtzoekenden zullen verdienen. De kernwaarden in het wetsontwerp van nu lijken mij de nazaten van deze principes!
In het kader van ons lustrum en van ons feestelijke congres wil ik dat onderstrepen. De bijzondere elementen die ons beroep door middel van wettelijke waarborgen heeft, dienen geen ander doel dan dit: het zekerstellen van de vakinhoudelijke en ethische kwaliteit van de advocaat waarop een rechtzoekende blindelings moet kunnen vertrouwen; blindelings omdat hij die advocaat nu juist nodig heeft vanwege de informatieasymmetrie (ik heb zelf ook aan dat woord moeten wennen!) die hem beperkt in zijn vermogen om te zien of de vakinhoudelijke en ethische kwaliteit van zijn advocaat toereikend is.

Van de genoemde kernwaarden is onafhankelijkheid er één. In de relatie van de advocaat en zijn cliënt met de overheid durf ik die onafhankelijkheid eigenlijk ook wel een privilege te noemen; het recht gevrijwaard te zijn van gezag en controle door de overheid dat exclusief aan de advocaat gegeven is in het belang van diens cliënten. Een burgerwaarborg dus die geëerbiedigd moet worden door de overheid, zo goed en op analoge grondslag als met name ons verschoningsrecht.

Adel verplicht. En privileges zeker ook. Onze beroepsorganisatie zo goed als iedere individuele advocaat zal elke dag opnieuw moeten bewijzen deze privileges waard te zijn: beroepsgeheim, procesmonopolie, onafhankelijkheid. En elke dag moeten alle derden daarvan af blijven.

Onze beroepsgroep mag na die zestig jaar zeker trots zijn op zichzelf maar moet zich tegelijkertijd bewust zijn van tekortkomingen: niet elke dag bewijst elke advocaat het vertrouwen der rechtzoekenden te verdienen. Daar ligt voor ons allen een nooit ophoudende opdracht.

Download artikel als PDF

Advertentie