Deze uitspraken zijn geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit P.J.M. Drion, C.B. Gaaf, W.F. Hendriksen, H.J.A. Knijff, E. van Liere en H. Uhlenbroek. De uitspraken met LJN-nummer zijn integraal te raadplegen op www.tuchtrecht.nl.

Beschuldiging verduistering en bedreiging

– Raad van discipline Leeuwarden, 17 december 2010

Het onvoldoende gefundeerd uiten van de beschuldiging van verduistering en het publiekelijk kenbaar maken daarvan is tuchtrechtelijk verwijtbaar

– Art. 46 Advocatenwet (3 Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij; 3.3.1 Grievende uitlatingen; 3.3.2 Dreigementen);
– Gedragsregels 1, 30 en 31.

Feiten
Mr. X is raadsman van de schoonvader van klager in een strafzaak. Tijdens de detentie van de schoonvader is een bedrag van 6.000 euro van diens bankrekening gehaald zonder zijn toestemming. De schoonvader heeft hiervan aangifte gedaan.

Klacht
Klager verwijt mr. X dat deze hem ervan heeft beschuldigd voornoemd bedrag van 6.000 euro te hebben verduisterd. Dit gebeurde onder meer tijdens en na behandeling van de strafzaak tegen de schoonvader. Mr. X heeft klager en zijn vriendin bedreigd.

Overwegingen raad
Uit proces-verbaal van verhoor van mr. X als getuige door de politie blijkt dat mr. X onder meer het volgende heeft verklaard: ‘Tijdens een van de bezoeken van E (lees: klager) aan mijn kantoor, vertelde E mij dat hij ervoor gezorgd had dat de gelden waren veiliggesteld. Ik heb die uitspraak van het veiligstellen van de gelden voor kennisgeving aangenomen, ik zocht er niets achter. Ik ging er gewoon vanuit dat hij de gelden beschikbaar zou stellen aan B. Ik heb van een en ander aan C (lees: schoonvader) melding gemaakt, hij maakte daar verder geen punt van. Het is mij bekend dat E bij alle papieren en stukken van C kon komen. Hij kon dus overal bij. Er bestaat voor mij geen enkele twijfel dat het gaat om de gelden waar C aangifte van heeft gedaan.’

Klager heeft uiteengezet dat zijn mededeling omtrent het veiligstellen van geld betrekking had op de verkoopopbrengst van enkele goederen die hij op verzoek van zijn schoonvader aan een klant had verkocht. Het betrof een bedrag van ongeveer 86 euro waarvan hij de bonnetjes bij mr. X heeft afgegeven. De dochter van de schoonvader heeft dit bedrag uit de kassa gehaald.

Ter zitting is gebleken dat mr. X met klager nimmer over een bankrekening heeft gesproken en evenmin over een bedrag van 6.000 euro.

Mr. X heeft aldus een vergaande conclusie getrokken op basis van de enkele mededeling van klager ‘dat het geld was veiliggesteld’. De raad is van oordeel dat mr. X geen grond had voor het trekken van een dergelijke conclusie.

De raad acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat mr. X als getuige bij de politie heeft verklaard dat voor hem geen enkele twijfel bestond dat klager had gesproken over de gelden van de verduistering waarvan de schoonvader aangifte had gedaan. Juist een advocaat moet beseffen dan men niet lichtvaardig beschuldigingen mag uiten. Mr. X had dienen te volstaan met het zakelijk weergeven van hetgeen klager hem had verteld, zonder daaraan een conclusie te verbinden.

Klager heeft ter zitting voorts uiteengezet dat zijn vriendin en hij zich door mr. X bedreigd hebben gevoeld doordat mr. X hem in de hal van het gerechtsgebouw in aanwezigheid van anderen heeft beschuldigd van het verduisteren van de gelden.

Klager heeft zijn stelling onderbouwd door middel van een aantal schriftelijke getuigenverklaringen.

Mr. X heeft erkend dat hij klager in de hal van het gerechtsgebouw over de kwestie heeft aangesproken, terwijl er in die hal veel publiek aanwezig was. De raad acht het alleszins aannemelijk dat klager het als uiterst bedreigend heeft ervaren dat mr. X hem aldus beschuldigde.

De raad oordeelt dat mr. X door het onvoldoende gefundeerd uiten van de beschuldiging van verduistering en het publiekelijk kenbaar maken daarvan, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager.

Beslissing

Download artikel als PDF

Advertentie