mrs. Fransen, Van der Grinten, Van der Hel, Minderhoud en Hooykaas

 

Kantoorcombinatie heeft gezamenlijk gebruik van fax en archief. Vrees van klager dat op die manier door hem in het verleden verstrekte gegevens en verzonden faxbrieven ter kennis komen van de advocaat van zijn wederpartij.

– Advocatenwet art. 46 (3.3.7. wat niet geoorloofd is)

 

 

 

Feiten

Het kantoor van mr. X en het advocatenkantoor A vormen een kantoorcombinatie. Zij zijn gehuisvest in hetzelfde gebouw en gebruiken dezelfde fax. Deze laatste staat opgesteld in een voor alle advocaten van de beide kantoren toegankelijke ruimte. Elk kantoor heeft zijn eigen postvak, waarin de voor dat kantoor binnengekomen faxberichten worden gedeponeerd. Verder beschikken beide kantoren over een gemeenschappelijke archiefruimte. Zo lang de dossiers nog niet zijn gearchiveerd bevinden deze zich in de eigen kantoorruimte van de behandelend advocaat. De overige advocaten hebben geen vrije toegang tot die ruimten. In de periode 1 januari tot omstreeks april 1995 behandelt mr. B (behorende tot het kantoor A) een echtscheidingszaak voor klager. De ex-echtgenote van klager wendt zich in de loop van 1996 tot mr. X.

 

De klacht

Mr. X heeft niet de vrees van klager weggenomen dat mr. X kennis kon nemen van het dossier van klager, dat (nog) bij mr. B was en dat hij kennis kon nemen van faxberichten van klager die niet aan mr. X gericht waren.

 

Het verweer

Mr. X verweert zich met de stelling dat hij geen kennis heeft genomen van het dossier van klager, dat mr. B onder zich heeft. Van het gemeenschappelijk gebruik van de fax heeft klager geen nadelig gevolg ondervonden, maar ook niet kunnen ondervinden. In de tijd dat mr. X de zaak voor klagers ex-echtgenote in behandeling had, was klager geen cliënt meer bij mr. B. Klager had toen een andere advocaat, met wie geen kantoorcombinatie bestond.

 

Overwegingen van de raad

Uit niet is gebleken dat mr. X kennis heeft gehad of kunnen nemen van klagers dossier, dat zich bij mr. B bevond. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Wat de klacht met betrekking tot de gemeenschappelijke fax betreft ligt het anders. Ter zitting van de raad is gebleken, dat iedereen van de kantoorcombinatie vrijelijk toegang heeft tot de plaats waar de binnenkomende faxen worden gedeponeerd en dat hij/zij daarop een blik kan werpen. Een cliënt van een advocaat moet er op kunnen vertrouwen dat in een kantoorcombinatie slechts de eigen advocaat kennis van de inhoud van de door die cliënt verzonden fax kan verkrijgen. In casu bestond op grond van de hiervoor vastgestelde feiten de mogelijkheid dat de van klager afkomstige faxen in handen van mr. X zouden komen. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

Volgt

De raad legt geen maatregel op.

 

Overwegingen van het hof

In het door mr. X ingestelde appèl overweegt het hof als volgt. De raad heeft als voorwerp van de klacht kennelijk niet gezien de interne kantoororganisatie met betrekking tot dossierbeheer en binnenkomende faxberichten als zodanig, maar de daaruit voortvloeiende kennelijke vrees van klager dat mr. X, ten tijde dat hij optrad voor de vrouw, kennis heeft genomen van het door mr. B aangelegde dossier in klagers zaak en dat hij, ten tijde dat mr. B optrad voor klager, kennis heeft genomen van door klager aan mr. B gezonden faxberichten. Deze klachtopvatting is naar het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk.

Het eerste onderdeel van de klacht heeft de raad ongegrond verklaard en is daarom in hoger beroep niet meer aan de orde. Mr. X heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij in de periode van 1 januari tot omstreeks 1 april 1995 geen kennis heeft genomen van klagers faxberichten aan mr. B. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die het hof aanleiding geven om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Mr. X heeft verder opgemerkt dat het ook niet reëel is om het tegendeel aan te nemen, omdat hij immers in de genoemde periode kon weten noch behoefde te verwachten dat hij in de toekomst de belangen van de vrouw zou gaan behartigen. Ook dit komt het hof aannemelijk voor. Van feiten of omstandigheden die zouden (kunnen) meebrengen dat mr. X toch reeds in de genoemde periode enigerlei belangstelling zou hebben gehad voor klagers faxberichten is niet gebleken. Het hof verklaart het tweede klachtonderdeel daarom alsnog ongegrond.  

Download artikel als PDF

Advertentie