mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Goslings, Gründemann en Vermeulen

 

Het staat de advocaat die met echtelieden gezamenlijk over een mogelijke echtscheiding van gedachten heeft gewisseld en van een van hen nadien nog een nadere toelichting heeft ontvangen, niet vrij in een echtscheidingsprocedure tegen die partij op te treden.

Perikelen rond de oproep voor een zittingsdatum.

Advocatenwet art. 46 (2.4 vermijden van belangenconflicten, 3.4

jegens tegenpartij in acht te nemen zorg, 5.1 regels die betrekking hebben

op de juridische strijd)

Gedragsregels 7, 19

 

Feiten, beslissing van de raad

Mr. X heeft een bespreking met klaagster en haar echtgenoot over de eventuele gevolgen van een echtscheiding, waarbij in het bijzonder het ouderlijk gezag over de kinderen wordt besproken. Vervolgens schrijft klaagster aan mr. X nog een brief waarin zij haar visie op de gezagsvoorziening uiteenzet. Naderhand laat klaagster aan mr. X weten dat partijen zich hebben verzoend. Anderhalf jaar later wendt de echtgenoot van klaagster zich tot mr. X met het verzoek een echtscheidingsprocedure in gang te zetten. In het verzoekschrift dat mr. X vervolgens indient wordt als adres van klaagster de echtelijke woning genoemd, terwijl klaagster die woning al had verlaten, zonder haar nieuwe adres aan haar echtgenoot bekend te maken. Vier dagen voor de zitting, op een zaterdag, verneemt mr. X van zijn cliënt dat hij benaderd is door een advocaat die voor klaagster optreedt, waarna hij op de daaropvolgende maandag per fax enige bescheiden aan de advocaat van klaagster doet toekomen, zonder daarbij melding te maken van het feit dat twee dagen later de mondelinge behandeling van het verzoekschrift plaatsvindt. Ter zitting verschijnt een kantoorgenoot van de advocaat van klaagster, waarna de mondelinge behandeling een week wordt aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De klacht houdt in dat mr. X de echtgenoot van klaagster als advocaat heeft bijgestaan, hetgeen hem niet vrijstond gezien de bespreking die had plaatsgevonden, en dat mr. X er niet voor heeft gezorgd dat de oproep voor de mondelinge behandeling van de zaak haar of haar advocaat tijdig voor de zitting bereikte. De raad acht beide klachtonderdelen gegrond en legt aan mr. X de maatregel van berisping op.

 

Overweging van het hof

Zowel uit een brief van mr. X aan de deken als uit zijn toelichting op de door hem ingediende grieven blijkt onomstotelijk dat tijdens de bespreking die tussen klaagster, haar toenmalige echtgenoot en mr. X plaatsvond, naast informatieverschaffing door mr. X, ook een uitwisseling van standpunten van klaagster en haar toenmalige echtgenoot heeft plaatsgevonden. Het moge zo zijn dat mr. X zich een periode uit de bespreking heeft teruggetrokken, uit bedoelde brief en toelichting valt op te maken dat mr. X bij die wisseling van standpunten in ieder geval deels aanwezig is geweest (hij doet daarvan immers verslag). Voorts is onweersproken dat mr. X na de bewuste bespreking nog een brief van klaagster heeft ontvangen (mr. X betwist slechts dat hij de bij die brief, volgens klaagster, bijgevoegde notitie heeft ontvangen). Ook die brief, die zich bij de stukken bevindt, bevat inhoudelijke informatie, in die zin dat klaagster haar visie op een aantal kwesties in die brief uiteenzet. Het vorenstaande betekent dat de raad terecht heeft geoordeeld dat het mr. X niet vrijstond de toenmalige echtgenoot van klaagster op een later tijdstip, zonder toestemming van klaagster, in een echtscheidingsprocedure tegen klaagster als advocaat bij te staan. Anders dan mr. X lijkt te betogen speelt tijdsverloop in dit verband geen rol. Met betrekking tot de klacht dat mr. X er niet voor heeft gezorgd dat de oproepen voor de behandeling klaagster of haar advocaat tijdig voor de zitting bereikten, geldt dat vaststaat dat mr. X, toen hij het bewuste verzoekschrift namens de toenmalige echtgenoot van klaagster indiende, wist dat de griffie van de rechtbank berichten ter zake van het verzoekschrift aan klaagster zou verzenden per het in dat verzoekschrift ten aanzien van haar aangegeven adres. Aangezien klaagster op dat moment niet meer op dat adres verbleef (en haar echtgea noot haar verblijfadres niet kende) betekende dit dat klaagster aldus geen kennis zou krijgen van de haar door de griffie van de rechtbank toegezonden bescheiden. Mr. X was hiervan op de hoogte, althans diende met een dergelijke gang van zaken rekening te houden (hij heeft niet gesteld dat zijn cliënt hem van het vertrek van klaagster uit de echtelijke woning destijds niet op de hoogte heeft gesteld). Tegen die achtergrond diende mr. X (tenminste: zie de hierna volgende overweging) toen hem ter ore kwam wie de advocaat van klaagster was, ervoor zorg te dragen dat die advocaat alle informatie en stukken met betrekking tot meerbedoeld door hem ingediende verzoek op de kortst mogelijke termijn zou verkrijgen c.q. ontvangen. Vaststaat dat mr. X daarvoor niet heeft zorggedragen of heeft laten zorgdragen. Uit hetgeen hij aan de advocaat van klaagster heeft doen faxen bleek immers niet dat de behandeling van het verzoek al twee dagen later zou plaatsvinden.

Het hof voegt aan het hiervoor overwogene nog toe dat het wel zo

elegant zou zijn geweest indien mr. X, al voordat hij wist wie klaagster zou bijstaan, althans enige poging zou hebben ondernomen om ervoor te zorgen dat klaagster op de hoogte zou raken van het ingediende verzoek en de datum waarop dat behandeld zou worden. Het hof ziet niet in dat zulks in dit geval niet mogelijk geweest zou zijn. Mr. X heeft nog gesteld dat klaagster ter zake geen schade heeft geleden, nu de behandeling van het verzoek is aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit argument gaat reeds niet op omdat in het tuchtrecht – anders dan in het aansprakelijkheidsrecht – niet de eis wordt gesteld dat betrokkene schade heeft geleden. Overigens heeft klaagster gesteld door de handelwijze van mr. X wel degelijk schade te hebben geleden en niet uit te sluiten valt dat daarvan in enigerlei opzicht ook sprake is (geweest). In de ‘nadere toelichting’ van mr. X wordt nog betoogd dat de door de raad opgelegde maatregel ‘veel te zwaar’ zou zijn. Het hof is het daarmee oneens en acht de door de raad opgelegde maatregel passend.

 

Beslissing

Bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline.

 

Download artikel als PDF

Advertentie