mrs. Fransen, Hulleman, Balkema, Gründemann en Scheltema

In het verzetschrift wordt op zich niet de overweging van de Voorzittr van het Hof bestreden dat het beroepschrift na de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn bij de Griffie van het Hof is binnengekomen, maar betoogd dat de klager niettemin alsnog met toepassing van artikel 6:9, leden 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn hoger beroep.

Download artikel als PDF

Advertentie