mrs. De Groot, Hamming, Van den Biesen, Karsten en Van Es

 

Verzoek ontslagbevestiging

 

Geoorloofd is een verzoek van de advocaat van een beslaglegger, al dan niet onder dreiging met een verklaringsprocedure, om een schriftelijke bevestiging van en/of bewijsstukken voor een telefonische mededeling van de derde-beslagene dat een dienstverband is beëindigd.

– Advocatenwet art. 46 (3.3.2. dreigementen)

 

Feiten

Mr. X staat de ex-echtgenote van klager bij in een aantal procedures betreffende de door klager te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun beider minderjarige kind. In dat verband wijst mr. X de advocaat van klager op een, volgens de cliënte van mr. X, ontstane betalingsachterstand en dreigt met executiemaatregelen. Vervolgens poogt een deurwaarder in opdracht van mr. X executoriaal loonbeslag te leggen onder A. Naar aanleiding daarvan neemt de boekhouder van A telefonisch contact op met mr. X. Hij stuurt vervolgens aan mr. X een kopie van een brief van A aan klager, waarin het einde van klagers dienstverband, enkele weken daarvoor, wordt bevestigd. In een schriftelijke verklaring zegt de boekhouder onder meer: ‘Toen ik (mr. X) meedeelde dat (klager) niet meer bij ons werkzaam was, dreigde (mr. X) een rechtsproces tegen onze vennootschap te beginnen indien wij niet met schriftelijk bewijs zouden komen waaruit moest blijken dat (klager) inderdaad niet meer bij onze vennootschap werkzaam was. Hierdoor heb ik een kopie van de ontslagbevestiging aan (mr. X) verzonden (…). Bij nader inzien had dit niet mogen gebeuren.’

 

Klacht

Mr. X heeft op ongeoorloofde wijze druk uitgeoefend op de boekhouder van de voormalige werkgever van klager, met als resultaat dat deze boekhouder aan mr. X informatie verschafte die hij verborgen had dienen te houden, te weten een kopie van de brief waarmee de werkgever klager het einde van het dienstverband bevestigde.

 

Overwegingen van de raad

Niet duidelijk is geworden welk eigen belang klager heeft bij de klacht. Klager nam immers geen deel aan het gewraakte telefoongesprek en de vermeende dreigementen van mr. X waren niet tot hem, maar tot de boekhouder van A gericht. Klager heeft ter zitting te kennen gegeven dat de ontslagbevestiging in wezen geen informatie bevat die mr. X niet onder ogen had mogen komen. Niettegenstaande het voorafgaande zal de raad in het navolgende echter – veronderstellenderwijs – ervan uitgaan dat klager ontvangen kan worden in zijn klacht.

Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat mr. X bij de executie van het door zijn cliënte jegens klager verkregen vonnis en bij het in het kader daarvan met de boekhouder van A gevoerde telefoongesprek over de schreef is gegaan. Ook indien zou worden aangenomen dat de hiervoor bedoelde verklaring van de boekhouder correct is, hetgeen mr. X heeft betwist, valt niet in te zien dat mr. X enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. In dit verband wijst de raad op het feit dat artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een derde onder wie beslag is gelegd nu eenmaal verplicht om schriftelijk en met redenen omkleed opgave te doen van (onder meer) zijn rechtsverhouding met de geëxecuteerde en op het feit dat artikel 477a van datzelfde wetboek de beslaglegger de bevoegdheid geeft de derde-beslagene te doen dagvaarden ingeval van uitblijven of betwisting van diens verklaring. Een verzoek van een advocaat van een beslaglegger, al dan niet onder dreiging met een verklaringsprocedure, om een schriftelijke bevestiging van en/of bewijsstukken voor een telefonische mededeling van de derde-beslagene dat een dienstverband is beëindigd, sluit aan bij deze wettelijke regeling en is daarnaast allerminst als ongebruikelijk te beschouwen. Dat klager de gang van zaken in het onderhavige geval heeft ervaren als een onaangename inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer wil de raad aannemen, maar van een ongeoorloofde inbreuk was geen sprake.

 

Volgt

Ongegrondverklaring.

Download artikel als PDF

Advertentie