mrs. De Groot, Hamming, Van den Biesen, Karsten en Van Es
De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten maar waakt slechts tegen excessief declareren. Ook als het in rekening gebrachte uurtarief zeer hoog lijkt te zijn is dat niet verwijtbaar aan de advocaat wanneer over dat tarief ondubbelzinnige afspraken zijn gemaakt. Indien tussen advocaat en cliënt een vertrouwensbreuk is ontstaan en de cliënt een andere advocaat heeft ingeschakeld, kan de advocaat zich aan een zaak onttrekken zonder dat hem daarover een verwijt kan worden gemaakt.
– Advocatenwet art. 46 (1.4.3.1. financiële verhouding, 1.5. vereiste van schriftelijke vastlegging)
– Gedragsregels 9 lid 3, 25
Feiten
Klager wendt zich tot mr. X, naar aanleiding van het feit dat hij bij verstek veroordeeld is tot betaling van een gedeelte van een aanneemsom aan zijn aannemer, ten belope van ongeveer ƒ 9.000. Mr. X neemt op zich verzet in te stellen tegen dat vonnis en bevestigt daarbij dat klager bewust afziet van een beroep op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en dat aan klager een tarief van ƒ 375 per uur, exclusief BTW en 5% kantoorkosten, in rekening zal worden gebracht. Vervolgens vinden schikkingsonderhandelingen plaats en wijst mr. X klager er enige malen schriftelijk op dat een schikkingsvoorstel, strekkende tot betaling aan de aannemer van ƒ 5.500, mede gezien de oplopende kosten zou moeten worden aangenomen. Klager gaat daar niet op in. Lopende de behandeling zendt mr. X declaraties aan klager, in totaal belopend ruim ƒ 12.000. Vervolgens schakelt klager een andere advocaat in die op basis van een toevoeging bijstand verleent waarna de zaak alsnog wordt geschikt, door betaling van klager van een bedrag van ƒ 5.500. De klacht houdt onder meer in dat mr. X excessief heeft gedeclareerd, en dat mr. X zich ten onrechte en ontijdig als advocaat respectievelijk procureur aan de zaak heeft onttrokken.
Overwegingen van de raad
De Raad stelt voorop dat hij als tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. Dit betekent in de eerste plaats dat het niet ter beoordeling van de Raad is of mr. X, zoals klager in zijn brief aan de deken suggereert, wellicht meer tijd aan de zaak heeft besteed dan noodzakelijk of wenselijk kan worden geacht. Van een buitensporige tijdsbesteding is de Raad in elk geval niet gebleken. Het door mr. X in rekening gebracht uurtarief van aanvankelijk ƒ 375 (later ƒ 300) exclusief kantoorkosten en BTW acht de Raad voor een zaak als de onderhavige weliswaar zeer hoog, maar daarmee nog niet excessief in die zin dat mr. X hiervan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Daarbij merkt de Raad op dat tussen klager en mr. X een ondubbelzinnige afspraak is gemaakt over het te hanteren uurtarief, welke afspraak door mr. X in een brief aan klager is bevestigd. Het stond partijen, en dus ook mr. X, in beginsel vrij een dergelijke tariefafspraak te maken. Of mr. X klager ook onverkort aan de gemaakte afspraak kan houden, is een vraag voor de civiele rechter, niet voor de Raad. Wel veroorlooft de Raad zich de opmerking dat het naar zijn oordeel, gelet op de aard van de zaak, het betrekkelijk geringe belang en de financiële positie van klager, aanbeveling had verdiend als mr. X, in elk geval vanaf het moment dat voor hem voorzienbaar was dat de zaak niet eenvoudig kon worden geregeld, klager een passender tarief had berekend of, indien hem dat niet mogelijk was, klager had verwezen naar een advocaat die de zaak tegen een lager tarief zou behandelen.
Naar onweersproken is gesteld had klager reeds een andere advocaat in de arm genomen op het moment dat mr. X zich aan de zaak onttrok. Gelet daarop en gelet op de tussen klager en mr. X ontstane vertrouwensbreuk kan naar het oordeel van de Raad niet gezegd worden dat mr. X zich ten onrechte en ontijdig aan de zaak heeft onttrokken.
Volgt
De Raad van Discipline verklaart de klacht ongegrond.