mrs. De Roy van Zuydewijn, Baks, Harenberg, Langeler en Meulemans
Alleen aan de deken komt het recht toe te klagen in het algemeen belang. Advocatenwet art. 46 (6 tuchtprocesrecht)
Feiten
Mr. A heeft als junior gewerkt op het kantoor van mr. X. Twee jaar en acht maanden na beëindiging van het dienstverband dient mr. A een klacht in over mr. X. Mr. X heeft zich op dat moment reeds twee en een half jaar eerder van het tableau laten afvoeren, nadat het hof in een door de deken ingediende klachtzaak de hem opgelegde maatregel van schrapping van het tableau had bevestigd. De klacht betreft met name het optreden van mr. X als werkgever en patroon van mr. A. Mr. A geeft aan dat hij geen eigen belang heeft bij zijn klacht doch met zijn klacht het vertrouwen in de advocatuur beoogt te bevorderen mede ten behoeve van een eventuele stagiaire die mogelijkerwijs met mr. X als patroon in zee zou willen gaan. Ten tijde van zijn dienstverband genoot mr. A ambtshalve begeleiding van de Raad van Toezicht.
Overwegingen van de raad
De raad acht de tijd die mr. A na zijn ontslagname heeft gewacht met klagen te lang omdat:
– de bezwaren van mr. A voor een belangrijk deel betrekking hadden op handelen van mr. X geruime tijd voor het einde van het dienstverband;
– er sprake is van een klacht van de ene (oud-)advocaat tegen de andere en de professionaliteit van advocaten met zich brengt dat zij in staat moeten worden geacht hun bezwaren adequaat in banen te leiden en daarmee niet onnodig wachten;
– mr. A begeleiding genoot vanuit de Raad van Toezicht en hij zich eenvoudig op de mogelijkheid van een eventuele klacht had kunnen oriënteren.
De raad verklaart de klacht daarom niet ontvankelijk.
Overwegingen van het hof
Ter zitting heeft mr. A tot tweemaal toe verklaard dat hij geen eigen belang bij zijn klacht heeft, doch met zijn klacht het vertrouwen in de advocatuur beoogt te bevorderen mede ten behoeve van een eventuele stagiaire, die mogelijkerwijs met mr. X als patroon in zee zou willen gaan. Op grond van ambtshalve klachten van de deken heeft de Raad van Discipline te Arnhem bij beslissingen van 6 september 1993 respectievelijk 7 maart 1994 mr. X drie maanden geschorst in de uitoefening van zijn praktijk respectievelijk de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. Laatstbedoelde beslissing is op 4 juli 1994 door het hof bekrachtigd, waarna mr. X zichzelf op 8 juli van het tableau heeft laten afvoeren. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht door de deken uitgeoefend. Voor anderen geldt dat het klachtrecht slechts toekomt aan diegene die een eigen belang bij de klacht heeft. De deken heeft door het indienen van een aantal ambtshalve klachten tegen mr. X gewaakt voor het vertrouwen in de advocatuur. Voor mr. A ligt hier geen taak, terwijl, zoals hij ook heeft verklaard, een eigen belang bij de klacht ontbreekt. De klacht is mitsdien niet ontvankelijk. In het midden kan dus blijven of mr. A te lang gewacht heeft met het indienen van zijn klacht, terwijl ook de overige door mr. A aangevoerde grieven geen behandeling behoeven.
Volgt
Met verbetering van gronden, bekrachtiging van de beslissing van de Raad van Discipline.