mrs. Riessen, Dorhout, Van Duursen, Hemmes en Van der Kwaak-Wamelink

 

Benoeming van de advocaat van (een deel van) het bestuur van een stichting tot vereffenaar van de Stichting in een conflictsituatie tussen bestuursleden.

Advocatenwet art. 46 (2.4. vermijden van belangenconflicten)

Gedragsregel 7 lid 1

 

Feiten

Het bestuur van stichting A besluit in zijn vergadering van 1 september 1998 unaniem de activiteiten van de stichting per 1 januari 1999 te beëindigen en de stichting zo snel mogelijk te ontbinden. In de daaropvolgende vergadering van 12 oktober 1998 wordt besloten juridisch advies in te winnen en wordt de volgende vergadering op 9 november 1998 vastgesteld. Twee bestuursleden verzoeken in een brief, gericht aan alle bestuursleden, op de vergadering van 9 november het vertrouwen in het dagelijks bestuur, bestaande uit drie leden, van wie er (onder meer) twee als klager optreden, aan de orde te stellen. Een van deze klagers – de voorzitter van het bestuur – deelt daarop schriftelijk mede dat inmiddels overleg met een notaris en het dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden, dat een aantal formeel te nemen beslissingen schriftelijk aan de leden zal worden voorgelegd en dat de vergadering van 9 november 1998 derhalve geannuleerd kan worden. Weer een dag later stelt de voorzitter zich, onder verwijzing naar een artikel in de statuten van de stichting, op het standpunt dat de vergadering van 9 november 1998 geen formele status kan hebben. Daarop delen de twee bestuursleden die het vertrouwen in het dagelijks bestuur aan de orde willen stellen mede dat de geplande vergadering hoe dan ook zal doorgaan. De voorzitter handhaaft zijn zienswijze dat de vergadering op 9 november 1998 geannuleerd kan worden. Mr. X is aanwezig bij de vergadering van 9 november 1998, waarbij acht van de elf bestuursleden in persoon of bij volmacht aanwezig zijn. Mr. X treedt op als notulist van de vergadering en wordt in die vergadering aangewezen als vereffenaar. Mr. X dient later een verzoekschrift in bij de rechtbank strekkende tot ontslag van (onder meer) twee klagers als lid van het dagelijks bestuur van de stichting. Klagers stellen zich op het standpunt dat mr. X tegenstrijdige belangen heeft behartigd door tijdens de vergadering op 9 november 1998 een aantal bestuursleden in een intern bestuursconflict te adviseren, terwijl hij in dezelfde vergadering als notulist is opgetreden en zich in de vergadering tot vereffenaar van de stichting heeft laten benoemen. Zij stellen zich voorts op het standpunt dat de benoeming van mr. X tot vereffenaar een nietig besluit is.

 

Overwegingen van de raad

Naar het oordeel van de raad had mr. X zich niet tot vereffenaar van de stichting mogen laten benoemen, omdat hij als adviseur (en later als advocaat) van een deel van het bestuur in het conflict met de overige bestuursleden in de functie van vereffenaar van de stichting niet de nodige afstand heeft bewaard, althans heeft kunnen bewaren. In het conflict met de minderheid van het bestuur heeft mr. X partij gekozen voor de meerderheid binnen het bestuur en heeft hij vervolgens als advocaat een verzoekschrift strekkende tot het ontslag van twee bestuurders (beiden klagers) uit hun functie als lid van het dagelijks bestuur van de stichting opgesteld en heeft hij dit verzoekschrift bij de rechtbank te B door zijn procureur doen indienen. De raad acht de klacht gegrond en legt, gezien de ernst van de door mr. X begane misslagen, de maatregel van twee maanden schorsing voorwaardelijk op.

 

Overwegingen van het hof

Na eerst te hebben vastgesteld dat de raad zich niet expliciet heeft uitgelaten over de vraag of het besluit waarbij mr. X tot vereffenaar werd benoemd nietig is en vervolgens te overwegen dat dat besluit niet nietig is overweegt het hof met betrekking tot de vraag of mr. X zich niet tot vereffenaar had mogen laten benoemen het volgende: Dit klachtonderdeel stelt aan de orde de vraag of het feit dat mr. X voorafgaande aan de vergadering van 9 november 1998 door een aantal bestuursleden was geraadpleegd en ook tijdens die vergadering juridisch advies heeft gegeven en de omstandigheid dat, zoals hem bekend was, binnen het bestuur onenigheid was ontstaan, meebrachten dat hij in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt heeft gehandeld door de benoeming tot vereffenaar te aanvaarden. Vooropgesteld moet worden dat mr. X ten opzichte van het bestuur en de verschillende bestuursleden als vereffenaar in een geheel andere positie zou komen te staan dan als hun raadsman en dat daarbij van behartiging van (tegenstrijdige) belangen van de bestuursleden geen sprake zou zijn. Voorts is van belang dat het besluit om mr. X aan te wijzen als vereffenaar met algemene stemmen is genomen tijdens een bestuursvergadering waar acht van de elf bestuursleden aanwezig waren.

De door klagers genoemde omstandigheid dat mr. X ook de notulen van die vergadering heeft gemaakt acht het hof niet relevant voor de beantwoording van de hiervoor bedoelde vraag. Alles afwegende komt het hof tot het oordeel dat mr. X niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij gevolg heeft gegeven aan het door het bestuur van de stichting genomen besluit hem aan te wijzen als vereffenaar. Dit neemt niet weg dat mr. X, gelet op de binnen het bestuur gerezen meningsverschillen die ten gevolge van de op de vergadering van 9 november 1998 genomen besluiten ongetwijfeld verscherpt zouden worden, er naar het oordeel van het hof misschien verstandiger aan zou hebben gedaan zich niet als vereffenaar beschikbaar te stellen.

 

Volgt

Vernietiging van de beslissing van de Raad van Discipline en ongegrondverklaring van de betreffende klachtonderdelen.

Download artikel als PDF

Advertentie