mrs. Van Boven, Brouwer, Gilhuis, Grootveld en Hengeveld
Behandelende en verantwoordelijke advocaat. De verantwoordelijke advocaat kan tuchtrechtelijk worden aangesproken op het niet-tijdig reageren in een procedure door de behandelende advocaat.
Advocatenwet art. 46 (1.4.1. termijnen)
Gedragsregel 9
Feiten
Klager voert diverse procedures in verband met een door hem in Frankrijk gepachte boerderij. In al deze procedures wordt klager in het ongelijk gesteld, als laatste door de Hoge Raad bij arrest van 17 november 1995. Vervolgens wordt op 1 mei 1996 op naam van mr. A, destijds de stagiair van mr. X, een toevoeging aangevraagd voor een procedure bij het Europees Hof, welke toevoeging op 21 mei 1996 wordt afgewezen. Bij brief van 9 mei 1996 wendt mr. X zich, namens klager, tot de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Deze deelt bij brief van 31 mei 1996, gericht aan mr. X, onder meer mee: ‘In these circumstances it appears that your application would have to be declared inadmissible by the Commission. Without further explanations from you it will therefore not be registered and put before the Commission. If you intend to provide such further explanations, you are informed that you should do so quickly as failure to act with due diligence in the preliminary proceedings before the Commission may affect the date of introduction of the application and thus the running of the six months’ time-limit laid down in Article 26 of the Convention.’
In of omstreeks maart 1998 verlaat mr. A het kantoor van mr. X. Bij brief van 22 juni 1998 informeert mr. X, na een daartoe strekkend verzoek van klager, bij de Europese Commissie naar de stand van zaken. Deze antwoordt bij brief van 30 juni 1998 en verwijst daarbij naar de eerdere brief van 31 mei 1996. Bij brief van 6 juli 1998 deelt mr. X aan de Europese Commissie mee dat klager de klacht wenst te handhaven en verzoekt hij om een termijn van twee maanden om de bij brief van 31 mei 1996 verzochte aanvullende informatie te verstrekken. Mr. X draagt de behandeling van zaak bij de Europese Commissie na 6 juli 1998 over aan zijn voormalige kantoorgenoot mr. A. Deze zendt de verzochte aanvullende informatie bij brief van 9 juli 1998 aan de Europese Commissie. In oktober 1998 verklaart de Europese Commissie klager in zijn klacht niet ontvankelijk op grond van het tijdsverloop na het arrest van de Hoge Raad van 17 novembe 1995, waarbij de Europese Commissie 6 juli 1998 als de datum beschouwt waarop de klacht formeel werd ingediend, nu op de brief van 31 mei 1996 niet was gereageerd.
Klacht
Klager verwijt mr. X dat deze niet tijdig heeft gereageerd op de brief van 31 mei 1996 waardoor klager in zijn klacht bij de Europese Commissie niet-ontvankelijk is verklaard.
Overwegingen van de raad
Aannemelijk is geworden dat de procedure bij de Europese Commissie feitelijk is behandeld door mr. A en dat mr. X slechts in naam als advocaat van klager optrad. De raad acht eveneens aannemelijk dat mr. X de brief van 31 mei 1996 niet eerder heeft gezien dan in juni 1998 toen hij op verzoek van klager bij de Europese Commissie informeerde naar de stand van zaken. Mr. X liet de behandeling van de zaak over aan de – daarin meer kundige (gespecialiseerde) – mr. A in het vertrouwen dat deze de zaak adequaat zou aanpakken, hetgeen in casu echter niet is gebeurd. Hoewel mr. X derhalve niet de behandelend advocaat was, is hij wel de verantwoordelijke advocaat geweest nu de zaak onder zijn naam bij de Europese Commissie werd ingediend. Aldus is mr. X ook verantwoordelijk voor het niet tijdig reageren op de brief van 31 mei 1996. De klacht is derhalve gegrond. De raad legt geen maatregel op gelet op de aard en de ernst van de verweten gedragingen en de mate van verwijtbaarheid bij mr. X ten aanzien van het niet reageren op de brief van 31 mei 1996, waarvan de raad aannemelijk acht dat deze direct bij mr. A is terechtgekomen.
Volgt
Gegrondverklaring, geen maatregel.