mrs. Robbers, Baas, Claassen, Eschauzier en Van Nispen tot Sevenaer

 

 

Ontoelaatbare toepassing van artikel 139 jo artikel 75 Rv (verstek tegen eiser). Advocatenwet, art. 46 (5.1 regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
Gedragsregel 17

 

 

Feiten

Mr. Y, de klager, had, optredend voor de vrouw in een geschil omtrent boedelscheiding, de man, die werd bijgestaan door mr. X, gedagvaard tegen 4 maart. De vordering strekte primair tot betaling van 3500 gulden. Bij fax van 2 maart deelde mr. Y aan mr. X mede dat hij die dagvaarding niet zou aanbrengen omdat de man had toegezegd het bedrag van 3500 gulden te voldoen.

Mr. X heeft de dagvaarding op de rolzitting van 4 maart namens de gedaagde aangebracht en tegen de eiseres verstek verzocht. Bij brief van 19 mei heeft mr. Y aan mr. X verzocht om een toelichting op de informatie die mr. Y van zijn cliënte had gekregen, te weten dat de boedelscheidingsprocedure nog aanhangig was. Bij fax van 20 mei heeft mr. X aan mr. Y meegedeeld dat hij de dagvaarding op voet van artikel 75 Rv ter rolle had doen inschrijven. Tevens deelde mr. X in die brief mede dat de zaak op de datum van zijn faxbericht voor vonnis stond.

Op de rolzitting van 25 mei heeft mr. X een akte genomen, waarna de rechtbank een verstekvonnis heeft gewezen op 3 juni. Mr. X heeft van de akte geen exemplaar aan mr. Y gestuurd. Bij het vonnis werd de man ontslagen van instantie en werd de vrouw veroordeeld in de proceskosten. Bij brief van 8 juni heeft mr. X een afschrift van het vonnis aan mr. Y gestuurd en hem verzocht te bevorderen dat de proceskosten, met nasalaris, zouden worden voldaan, met aanzegging van executiemaatregelen. Mr. Y heeft daarop onder protest de proceskosten betaald en een klacht ingediend. De deken sloot zich ambtshalve bij hem aan. Mr. X voerde tot zijn verweer aan dat hij van de regeling van artikel 75 Rv gebruik had gemaakt omdat naar zijn mening de dagvaarding tegen zijn cliënt lichtvaardig was uitgebracht. Het besluit om ondanks de fax van 2 maart de zaak aan te brengen is door de cliënt, in samenspraak met hem, genomen nadat die cliënt gezegd had geen betalingstoezegging te hebben gedaan. Mr. X voerde voorts aan dat hij op 4 maart een brief aan mr. Y heeft gedicteerd, welke eerst op 9 maart is verzonden, in welke brief mr. X meedeelt dat hij ter rolle van 4 maart de dagvaarding op de rol heeft doen inschrijven en verstek jegens de vrouw heeft gevraagd en verkregen.

Mr. X heeft ten slotte aangevoerd dat hij gevolg heeft gegeven aan de wens van zijn cliënt om het vonnis te executeren daar hij, mr. X, van mening is dat een tuchtrechtelijke procedure geen invloed mag hebben op het belang van de cliënt.

 

 

Overwegingen van de raad

Vaststaat dat mr. X de zaak bij de rechtbank op 4 maart heeft aangebracht en daarbij verstek tegen de eisende partij heeft gevraagd, zonder klager tevoren op de hoogte te stellen van deze processuele actie. Ook staat vast dat mr. X heeft nagelaten om de klager op of terstond na 4 maart van de processuele actie in kennis te stellen. Klagers brief (bedoeld zal zijn: de brief van mr. X) van 9 maart kan in dit verband niet als tijdige mededeling worden aangemerkt, nog los van de omstandigheid dat klager heeft ontkend deze brief te hebben ontvangen.

De raad is van oordeel dat mr. X dusdoende niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hierbij acht de raad van belang vast te stellen dat niet aannemelijk is geworden dat de klager de dagvaarding tegen de cliënt van mr. X lichtvaardig heeft uitgebracht, nu immers gebleken is dat aan de dagvaarding een langdurige discussie tussen partijen is voorafgegaan. Mr. X heeft als verklaring voor zijn processuele actie leidende tot het verkrijgen van verstek tegen de eiseres aangevoerd dat het hem erom te doen was een kostenvergoeding voor zijn cliënt te krijgen. De raad passeert dit argument nu gebleken is dat mr. X op geen enkel moment heeft getracht in der minne een kostenvergoeding voor zijn cliënt te verkrijgen. Voorts is gebleken dat mr. X heeft nagelaten om van de akte die hij ter rolle van 25 mei heeft genomen een exemplaar aan klager te sturen. Ook hiervan treft verweerder een verwijt, nu hij wist dat klager als advocaat van de wederpartij optrad.

 

 

Volgt

Gegrondverklaring van de klacht met oplegging van een enkele waarschuwing.

 

 

Noot

Al eerder heeft de tuchtrechter een dergelijk eisersverstek onbehoorlijk geacht (Hof van Discipline 4 juli 1994, no. 1888, Advocatenblad 1995, pag. 122).

De annotator maakte bij die beslissing kritische kanttekeningen, die echter op een andere situatie zagen dan zich hier voordeed.

Download artikel als PDF

Advertentie