Het door een advocaat naast zijn honorarium separaat in rekening brengen van kosten van zijn secretariaat en 5% kantoorkosten. Vereiste van schriftelijke vastlegging van financiële afspraken.

– Advocatenwet artikel 46 (1.4.3.1 financiële verhouding)

– Gedragsregels 8 en 26

 

Raad van Discipline Amsterdam, 2 april 2001

(mrs. Markx, Hamming, Rigters, Van Es en Goppel)

 

Feiten

Bij het aannemen van de zaak heeft mr. X aan klager zijn uurtarief van ƒ 185,- genoemd. Mr. X stuurt daarna declaraties aan klager waarin naast zijn honorarium separaat kosten in rekening worden gebracht voor werkzaamheden van zijn secretariaat alsmede een opslag van 5% kantoorkosten. Mr. X stelt dat hij klager op die kosten heeft gewezen doch klager ontkent dat.

 

Overwegingen van de raad

Een advocaat dient zijn cliënt bij aanvaarding van een opdracht te informeren over de financiële consequenties. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat mr. X met klager een honorarium heeft afgesproken van ƒ 185,- per uur. Niet is komen vast te staan dat mr. X klager heeft gewezen op het in rekening brengen van kosten voor het secretariaat en een opslag van 5% kantoorkosten.

Op basis van gedragsregel 26 had mr. X klager informatie moeten verstrekken over de naar het oordeel van de raad in de advocatuur niet vaak gebruikte methode om honorarium voor werkzaamheden van het secretariaat in rekening te brengen. Deze afwijkende afspraak alsmede het in rekening brengen van kantoorkosten had op grond van Gedragsregel 8 schriftelijk door mr. X moeten worden vastgelegd.

 

Volgt

Gegrondbevinding van het klachtonderdeel.

Download artikel als PDF

Advertentie