Tuchtrecht ook van toepassing op optreden van advocaat als onzijdig persoon.

– Advocatenwet art. 46 (2.1. wat in het algemeen niet betaamt)

– Gedragsregel 23

 

Hof van Discipline 15 december 2000, nr. 2980

(mrs. Fransen, Mout-Bouwman, Dantuma, Hulleman en De Jong Schouwenburg)

 

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage 21 juni 1999

(mrs. Van der Wint, Eschauzier, Van den Dries, Jansen en Vermeulen)

 

Feiten

Bij een echtscheidingsbeschikking benoemt de rechtbank tot notaris, ten overstaan van wie de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door een echtscheiding is ontbonden behoort te worden tot stand gebracht notaris A en benoemt de rechtbank mr. X tot onzijdig persoon volgens de wet voor het geval de man, klager, weigert of nalatig blijft aan de verdeling mee te werken. Daarna stemt klagers advocaat, naar later is gebleken zonder ruggespraak met klager, in met de afhandeling van de boedelscheiding door notaris B. Klager deelt mr. X mede bezwaar te hebben tegen afhandeling van de boedelscheiding door notaris B omdat het kantoor van notaris B één geheel vormt met het kantoor van de advocaat van zijn ex-echtgenote. Hij wenst dat de boedelscheiding wordt afgehandeld door notaris A. Mr. X laat klager weten dat hij gebonden is aan de overeenkomst tussen de advocaat van klager en de advocaat van de ex-echtgenote van klager ten aanzien van de boedelnotaris en vervolgens werkt klager mee aan de akte van boedelscheiding ten overstaan van notaris B. Mr. X verzoekt de rechtbank daarna voor zijn bemoeiingen een bedrag te bepalen dat klager aan mr. X moet betalen. Dat bedrag wordt vervolgens in een beschikking vastgelegd. Klager geeft geen uitvoering aan die beschikking en mr. X treft executiemaatregelen tegen klager.

Klager verwijt mr. X dat zijn bemoeiingen geheel ongerechtvaardigd zijn geweest en dat hij een leugenachtige voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn verzoekschrift aan de rechtbank strekkende tot vaststelling van een beloning.

 

Overwegingen van de raad

De taakuitoefening van een advocaat als onzijdig persoon behoort niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend indien een advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden, kan voor tuchtrechtelijke toetsing aanleiding zijn. Daarvan is in casu niet gebleken. Het is niet komen vast te staan dat mr. X de rechtbank bij de opgaven van de omvang van zijn werkzaamheden en van zijn kosten heeft misleid. Het staat vast dat mr. X de rechtbank correct heeft ingelicht over de gang van zaken rondom zijn functioneren als onzijdig persoon.

 

Volgt

Niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn klacht.

 

Overwegingen van het hof

Anders dan de raad is het hof van oordeel dat klager ontvankelijk is in beide onderdelen van de klacht, nu daarin feiten en omstandigheden worden gesteld die indien juist bevonden tuchtrechtelijke vergrijpen van mr. X zouden kunnen opleveren, in die zin dat het gedrag van mr. X als onzijdig persoon zodanig laakbaar zou kunnen zijn geweest dat hij daarom het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschonden. Het hof zal daarom de klacht nader onderzoeken. Het nader onderzoek van het hof leidt vervolgens tot de conclusie dat van een dergelijk gedrag van mr. X niet is gebleken.

 

Volgt

Vernietiging van de beslissing van de Raad van Discipline en ongegrondverklaring van de klacht.

 

Download artikel als PDF

Advertentie