Het in het geding brengen van confraternele correspondentie. Onnodig grievende beweringen. Onduidelijkheid over in het geding gebrachte producties. Het openbaren van de inhoud van schikkingsonderhandelingen aan de rechter.
– Advocatenwet artikel 46 (3.1 vrijheid van handelen, 3.2 grenzen aan die vrijheid, 3.3.1 grievende uitlatingen, 5.1 regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
– Gedragsregels 12, 13, 14, 30, 31
Raad van Discipline Amsterdam, 2 april 2001
(mrs. Markx, Hamming, Rigters, Van Es en Goppel)
Feiten:
Mr. X verleent rechtsbijstand in een familiezaak. Bij het Gerechtshof dient hij een memorie van grieven in met 37 producties, die de advocaat van de wederpartij, mr. Y, niet bij zijn exemplaar van de memorie aantreft, terwijl zij bij navraag eveneens niet ter griffie van het Gerechtshof aanwezig blijken te zijn. Eerst tweeënhalve maand later, nadat mr. Y zijn memorie van antwoord heeft ingediend, ontvangt hij de producties in kwestie. Naderhand neemt mr. X een memorie van antwoord in incidenteel appèl, waarbij hij verwijst naar een nieuwe productie die evenmin aanwezig blijkt te zijn. Twee weken later zendt mr. X de productie in kwestie alsnog toe aan het Gerechtshof, waarbij hij in de begeleidende brief vermeldt dat de productie in kwestie ‘onverhoopt niet in uw versie bleek meegekopieerd’. De productie in kwestie, een proces-verbaal van een eerdere rechtbankzitting, stamt blijkens de datering evenwel van twee dagen na het tijdstip dat de memorie was ingediend.
In de memorie van antwoord in het incidenteel appèl komen onder meer de navolgende passages voor: ‘ … deze o zo duidelijk ongeschikte ‘vader”
‘Toen mevrouw A. met de man in relatie was, werd zij geterroriseerd door de man: als een kikker in een pan water waar een vuurtje onder brandt; uiteindelijk wordt de kikker zonder dat zij [dat] merkt gekookt. De man manipuleerde, heeft mevrouw A. meermaals in elkaar geslagen.’
In een brief aan de deken, waarin mr. X achteraf alsnog toestemming vraagt voor het in het geding brengen van de confraternele brief, schrijft mr. X onder meer:
‘(…) afwijkende gedragspatroon van de man’
‘de man, de heer B, in deze procedure is jeugdpsychiater, doch wil niet toegeven dat er zoiets als schennis der eerbaarheid heeft plaatsgevonden, door hem, in het bijzijn van zijn kind’. De mondelinge behandeling van de zaak wordt door het Hof geschorst om partijen de gelegenheid te geven op de gang minnelijke overeenstemming te bereiken. Partijen slagen daar niet in. Voordat partijen weer de rechtszaal ingaan, heeft mr. Y mr. X expliciet meegedeeld dat hij geen mededelingen mocht doen over de inhoud van de op de gang gevoerde schikkingsonderhandelingen. Mr. X heeft tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling aan het Gerechtshof uitgebreid mededelingen gedaan over de op de gang gevoerde schikkingsonderhandelingen. In een latere brief, waarin mr. X het Gerechtshof heeft verzocht om arrest te wijzen, heeft mr. X enkele inhoudelijke mededelingen gedaan over de na de mondelinge behandeling tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen.
Mr. Y en zijn cliënt B dienen een klacht in, die bestaat uit vijf onderdelen. Mr. X heeft confraternele correspondentie overgelegd zonder daarover overleg met mr. Y. te hebben gevoerd, terwijl mr. X evenmin de deken om advies heeft gevraagd; – heeft zich onnodig grievend uitgelaten over B;
– heeft producties die zijn genoemd in een memorie van grieven niet met het partij-exemplaar aan mr. Y meegestuurd;
– heeft een productie, die behoorde bij een memorie van antwoord in incidenteel appèl niet bij deze memorie gevoegd, alsmede bij het later toezenden van het stuk aan het Gerechtshof informatie verschaft die niet overeenkomstig de waarheid is;
– heeft mededelingen gedaan aan het Gerechtshof omtrent de inhoud van de tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen zonder dat klagers hiervoor toestemming hebben gegeven.
Beoordeling:
Ad a:
Mr. X heeft erkend dat hij zonder overleg met mr. Y en zonder voorafgaand advies van de deken confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht. Pas nadat mr. Y zich hierover heeft beklaagd bij mr. X heeft hij de deken te K om toestemming gevraagd. Het advies van de deken te K om de kwestie voor te leggen aan de deken te L heeft mr. X niet opgevolgd. Vast staat dat mr. X gedragsregel 12 heeft geschonden. De handelwijze van mr. X is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad b:
Naar vaste tuchtrechtspraak komt een advocaat in een rechtsgeding de vrijheid toe om de stellingen van zijn cliënt in diens belang aan de rechter over te brengen, ook indien de inhoud daarvan later mogelijk onjuist zal blijken en/of schadelijk kan zijn voor de (goede naam van de) wederpartij. Deze vrijheid vindt evenwel haar begrenzing in de plicht van de advocaat om zich te onthouden van dergelijke stellingen indien hij de gegrondheid daarvan niet kan of wil aantonen alsmede zich te onthouden van nodeloos grievende bewoordingen. Aan de raad is niet gebleken dat mr. X de in het voorgaande geciteerde kwalificaties met bewijzen heeft kunnen staven. De door mr. X gebezigde kwalificaties zijn naar het oordeel van de raad grievend en waren in het kader van de ingediende processtukken onnodig. Mr. X had zich als een behoorlijk advocaat in de gegeven omstandigheden dienen te onthouden van deze onnodig grievende bewoordingen. Voorts neemt de raad daarbij in overweging dat mr. X ook in zijn brieven aan de deken ter zake van de onderhavige klachtprocedure alsmede in een door mr. Y ter kennisname toegezonden kortgedingdagvaarding soortgelijke onnodig grievende bewoordingen bezigt. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad c en d:
De advocaat dient bij het in het geding brengen van producties er acht op te slaan, dat hij niet handelt in strijd met de procesrechtelijke beginselen van fair play. Het is daarom in het algemeen ongeoorloofd aan de rechter stukken voor te leggen die niet zo tijdig aan de advocaat van de wederpartij zijn toegezonden, dat deze voldoende gelegenheid heeft gehad om deze te bestuderen en ook daarop te reageren. Uit de stukken en het ter verhandelde ter zitting is voor de raad genoegzaam komen vast te staan dat mr. X de producties die in de memorie van grieven en de memorie van antwoord in incidenteel appèl zijn genoemd niet tijdig aan mr. Y heeft doen toekomen. Mr. X had deze producties op eerste verzoek alsnog aan mr. Y moeten doen toekomen.
Hoewel mr. Y bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat achteraf is gebleken dat de handelwijze van mr. X de verdediging van B niet heeft geschaad, acht de raad de handelwijze van mr. X in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel (c) is derhalve gegrond. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de raad genoegzaam komen vast te staan dat de producties waarop mr. X zich in zijn memorie van antwoord in incidenteel appèl, die op 16 februari 2000 bij het Gerechtshof is ingediend, heeft beroepen, ten tijde van het indienen van de desbetreffende memorie nog niet voorhanden was. De desbetreffende productie is immers gedateerd op 18 februari 2000. De mededeling van mr. X, zoals in het voorgaande weergegeven, staat op gespannen voet met de waarheid. De raad acht deze handelwijze van mr. X onbehoorlijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel (d) is derhalve gegrond.
Ad e:
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de raad genoegzaam komen vast te staan dat mr. X tijdens de mondelinge behandeling bij het Gerechtshof inhoudelijke mededelingen over de tussen hem en mr. Y gevoerde schikkingsonderhandelingen heeft gedaan. Tevens heeft mr. X in zijn brief aan het Gerechtshof inhoudelijke mededelingen gedaan over de nadien tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen. Gedragsregel 13 stelt als uitgangspunt dat een dergelijk handelen van een advocaat niet is toegestaan. Door te handelen zoals mr. X heeft gedaan, heeft mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Beslissing:
De Raad van Discipline:
– verklaart de klacht op al haar onderdelen gegrond;
– legt aan mr. X op de maatregel van berisping.