Verzoek van gewezen en inmiddels gefailleerde cliënt om over te gaan tot het opmaken van een definitieve declaratie en de noodzaak om op verzoek van die cliënt mee te werken aan begroting.
– Advocatenwet artikel 46 (1.4.3.1 financiële verhouding)
– Gedragsregels 23 lid 1, 27.
Hof van Discipline, 4 mei 2001, nr. 3067
(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, Gerritzen en Van Loo)
Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 8 november 1999
(mrs. Verhoeven, Gilhuis, Van Oven, Rentema en Verhulst)
Feiten
Mr. X staat klager en diens broer bij in het kader van een procedure. Tussen de beide broers ontstaat een geschil, waarna mr. X klager blijft bijstaan maar niet langer voor diens broer optreedt. Vervolgens trachten klager en zijn broer hun onderlinge conflict door middel van een regeling op te lossen. In verband daarmee stelt mr. X een conceptdeclaratie op van de door hem, in het kader van de procedure, verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten. Het totaalbedrag is ƒ 134.151,30. Enige tijd later wordt klager in staat van faillissement verklaard. Mr. X dient de conceptdeclaratie in bij de curator met verzoek hem voor het in dat concept opgenomen bedrag te plaatsen op de lijst van voorlopig erkende crediteuren. Klager vraagt mr. X herhaalde malen om de conceptdeclaratie, waarvan de hoogte door hem wordt betwist, te laten begroten. Mr. X geeft aan deze verzoeken geen gevolg. Het faillissement is nog niet geëindigd.
Klacht
Mr. X weigert de conceptdeclaratie te laten begroten.
Overwegingen van de raad
Het staat vast dat het een conceptdeclaratie is van mr. X, waarvan klager verlangt dat die begroot wordt. Hoewel mr. X zijn conceptdeclaratie bij de curator van klager heeft ingediend met het verzoek hem op de lijst van voorlopig erkende crediteuren te plaatsen, is hij blijkbaar niet voornemens een echte declaratie op te stellen, zolang geen uitzicht bestaat op enige uitkering uit het faillissement. In deze situatie handelt mr. X niet verkeerd door niet in te gaan op het verzoek van klager om de conceptdeclaratie te laten begroten.
Overwegingen van het hof
Een advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en dient zijn cliënt duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot hun onderlinge financiële verhouding. Hieruit vloeit voort dat mr. X op verzoek van klager als zijn (voormalig) cliënt ter verantwoording van de door hem verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten en de daarmee gemoeide bedragen aan hem een (definitieve) declaratie dient te doen toekomen en desgewenst zijn noodzakelijke medewerking dient te verlenen aan de begroting van deze declaratie door de Raad van Toezicht. Dit klemt temeer, nu mr. X zonder voorbehoud bij de curator in het faillissement van klager een vordering ten belope van ƒ 134.151,30 (overeenkomstig de conceptdeclaratie) heeft ingediend met het verzoek deze vordering te plaatsen op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen. Klager mag van mr. X verlangen dat hij door middel van een – desgewenst aan de Raad van Toezicht ter begroting voor te leggen – declaratie inzicht in deze vordering verkrijgt. Het door mr. X gestelde feit dat de (concept)declaratie in overleg met klager is opgesteld, doet aan de voornoemde verplichting niet af. Evenmin doet hieraan af de door mr. X gestelde verwachting dat in het faillissement van klager aan hem geen uitkering zal kunnen worden gedaan. Ook voor het overige zijn door mr. X geen feiten of omstandigheden gesteld welke medebrengen dat hij in het onderhavige geval niet verplicht is op verzoek van klager voor zijn werkzaamheden en verschotten een (definitieve) declaratie op te stellen en deze desgewenst aan de Raad van Toezicht ter begroting voor te leggen.
Volgt
Vernietiging en gegrondverklaring met enkele waarschuwing.