Het schrijven van een brief met dreigementen door een advocaat aan zijn cliënt met de bedoeling die cliënt te bewegen de door hem tegen de advocaat ingediende klacht in te trekken.
– Advocatenwet art. 46 (2.4.1 eigenbelang van de advocaat; 3.2.2 dreigementen)
– Gedragsregels 1 en 5
Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 19 maart 2001
(mrs. Van Boven, Van den Dries, Brouwer, Hengeveld en Vermeulen)
Feiten
A dient een klacht in tegen mr. X. Tien dagen voor de behandeling van die klacht door de Raad van Discipline schrijft mr. X de volgende brief aan A:
‘Hierbij bericht ik u dat ik reeds gegevens bij het Gemeentehuis, Recherche, Sociale Dienst, Sociale Verzekeringsbank, Vreemdelingenpolitie, Koninklijke Marechaussee, VSB Bank rekeningnummers: (…………….) en (…………..) en uw voormalige werkgevers heb opgevraagd. Die gegevens zal ik op de zitting voorleggen aan de rechter. Tevens zal ik als getuigen oproepen de heer (…………) en mevrouw (…………..), inzake schijnhuwelijk en misbruik van een arbeidsovereenkomst teneinde de Minister van Justitie te misleiden c.q. een verblijfsvergunning te verkrijgen. Ter uwer informatie bericht ik u uitdrukkelijk dat het een misdrijf betreft en de Nederlandse justitie een zeer zware straf met eventueel intrekking van het aan u ten onrechte verstrekte paspoort tot de mogelijkheden behoort. Na ontvangst van bovengenoemde stukken zal ik die tevens doorgeleiden naar de Raad van Discipline te Den Haag. Ik kan u bij voorbaat berichten dat u en uw ex-echtgenote voor meerdere strafbare feiten zullen worden vervolgd. Tevens kan uw Nederlandse paspoort worden ingetrokken.
Daarom vraag ik u vriendelijk of u een telefonische afspraak met mij wilt maken teneinde deze zaak te bespreken. Mocht u voor 15 juni 2000 niet reageren dan zal ik mij genoodzaakt voelen om meerdere aanklachten tegen u en uw voormalige echtgenote in te dienen. Van de aangifte zal ik de betreffende instanties eveneens op de hoogte stellen. Het is mogelijk dat zij daarna tevens een aanklacht tegen u zullen indienen.
Mag ik voor 14 juni 2000 van u vernemen.
Hoogachtend,
Mr. X
Overwegingen van de raad
De brief van mr. X aan zijn cliënt van 9 juni 2000 heeft onmiskenbaar een intimiderend karakter en strekte er kennelijk toe die cliënt ertoe te bewegen diens klacht tegen mr. X, die op 19 juni 2000 door de raad zou worden behandeld, in te trekken. Dit is een gedraging die een behoorlijk advocaat niet betaamt, te minder nu mr. X in de gewraakte brief dreigt ten nadele van zijn cliënt gebruik te maken van zijn in de relatie advocaat-cliënt verkregen kennis en die kennis aan de in de brief vermelde instanties bekend te zullen maken, zulks in strijd met de op mr. X rustende geheimhoudingsplicht. De raad acht de verweten gedraging een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat een cliënt in zijn advocaat dient te hebben alsmede op het klachtrecht dat de cliënt ten opzichte van zijn advocaat toekomt. Gezien de aard en de ernst van de verweten gedraging acht de raad een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 14 dagen geheel voorwaardelijk met een proeftijd passend en geboden.
Volgt
Gegrondbevinding van de klacht met oplegging van de hiervoor weergegeven maatregel.