De normen van de Gedragsregels 17 en 19 dienen ook in acht genomen te worden indien de wederpartij een vennootschap is waarin een advocaat zijn praktijk uitoefent.
– Advocatenwet, artikel 46 (5.1 regels die betrekking hebben op de juridische strijd; 5.4 welwillendheid in het algemeen).
– Gedragsregels 17 en 19.
Raad van Discipline Amsterdam, 19 februari 2001
(mrs. De Groot, Van Es, Hamming, Meijer en Romijn)
Feiten
Mr. X heeft als procureur voor twee andere advocaten het faillissement aangevraagd van de praktijkvennootschap van Mr. Y wegens het onbetaald blijven van hun vorderingen.
Mr. Y beklaagt zich er over dat het faillissement rauwelijks is aangevraagd zonder eerst de rechtmatigheid van de vordering in rechte vast te stellen, dat Mr. X hem van zijn voornemen het request in te dienen niet in kennis heeft gesteld, noch te voren had gesommeerd en dat Mr. X geweigerd heeft nadat de in het request genoemde bedragen waren betaald, het request in te trekken totdat ook proceskosten, en andere, niet opeisbare, vorderingen waren voldaan.
Raad van Discipline
Zoals in gedragsregel 17 is vermeld, dient een advocaat in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen, te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Zoals vermeld in gedragsregel 19 dient de advocaat voordat hij tot het nemen van rechtsmaatregelen overgaat zijn wederpartij van zijn voornemen kennis te geven en hem een redelijke tijd voor beraad te geven. De strekking hiervan is, dat niet onnodig tot het treffen van rechtsmaatregelen wordt overgegaan maar dat de wederpartij eerst in de gelegenheid wordt gesteld zonder rechtsdwang aan zijn verplichtingen te voldoen. Anders dan Mr. X stelt, dient deze normen ook in acht te worden genomen indien de wederpartij een vennootschap is waarin een advocaat zijn praktijk uitoefent. Voorts dient, anders dan Mr. X stelt, de advocaat deze regels eveneens in acht te nemen indien slechts om zijn tussenkomst in zijn hoedanigheid van procureur gevraagd wordt. Een en ander leidt er evenwel nog niet toe dat de klacht tegen Mr. X gegrond is.
Anders dan de klager stelt, heeft Mr. X immers niet rauwelijk een faillissementsrequest ingediend. Klager is voor de indiening van het faillissementsrequest door middel van sommaties ruimschoots in de gelegenheid gesteld om de vorderingen te voldoen.
Anders dan de klager stelt, brengt geen gedragsregel met zich dat de advocaat, alvorens tot het treffen van rechtsmaatregelen over te gaan, zijn wederpartij erover inlicht wèlke rechtsmaatregel er getroffen zal worden. De advocaat is vrij in zijn keuze uit de rechtsmaatregelen die de wet hem biedt. Dit is niet anders indien het faillissement wordt aangevraagd van een advocaat of diens praktijkvennootschap. Bovendien nopen noch de wet, noch te normen van artikel 46 Advocatenwet ertoe dat de advocaat een vordering eerst in rechte doet vaststellen, alvorens wegens het onbetaald blijven van die vordering, een faillissementsrequest in te dienen. Evenmin handelt een advocaat in strijd met de wet of genoemde normen, indien hij een ingediend faillissementsrequest handhaaft, zolang slechts de hoofdvorderingen en niet de proceskosten voldaan worden.
Ten overvloede merkt de Raad op, dat anders dan de klager tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld, het niet tot de taak van de deken behoort een advocaat te informeren over rechtsmaatregelen die tegen hem getroffen worden, noch om de schuldeisers van een advocaat ertoe te bewegen van het treffen van rechtsmaatregelen af te zien of de advocaat ertoe te bewegen zijn schulden te voldoen teneinde rechtsmaatregelen te voorkomen.
Volgt
Ongegrondverklaring van de klacht.