De Advocatenwet voorziet niet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Degene die herziening verzoekt is dan ook niet-ontvankelijk, waarover bij uitzondering anders kan worden geoordeeld uitsluitend indien en voorzover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep sprake is geweest van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. – Advocatenwet artikel 46 (6. Tuchtprocesrecht), artikel 57.
Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 30 augustus 1999
(mrs. Bleeker, Goumans, Theunissen, Erkens en Paulussen)
Hof van Discipline, 17 maart 2000, nr. 3021
(mrs. Fransen, Runia, Fleers, Hulleman en Vermeulen)
Hof van Discipline, 7 september 2001, nr. 3021
(mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Beker,
Heidinga, Goslings en Knottnerus)
Overwegingen en beslissing van de raad
Klager heeft eerder twee klachten ingediend tegen zijn voormalige raadsman mr. X. Bij de behandeling van één van die twee klachten heeft mr. X de raad laten weten geen behoefte te hebben ter zitting nader in te gaan op een door klager aan de raad ter gelegenheid van een eerdere mondelinge behandeling overgelegde schriftuur. Daarover klaagt klager thans, alsmede over het feit dat mr. X bij die mondelinge behandeling heeft toegezegd bepaalde loonberekeningen aan klager te zullen toezenden, aan welke toezegging hij eerst drie maanden later gevolg heeft gegeven. De raad overweegt dat het mr. X volkomen vrij stond om wel of niet op pleitnotities van klager respectievelijk nieuwe producties te reageren. Mr. X heeft ook gereageerd, zij het niet inhoudelijk. Klager heeft gelijk waar hij stelt dat mr. X zijn toezegging om de bewuste loonberekeningen alsnog aan hem toe te zenden niet direct gestand heeft gedaan. Klager heeft evenwel van zijn kant zonder enig rappel aan mr. X de onderhavige klacht ingediend. Hij heeft niet aangegeven op welke wijze hij in zijn belangen zou zijn geschaad. Van een relevant tuchtrechtelijk onjuist handelen van mr. X kan niet worden gesproken. De raad verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Overwegingen en beslissing van het Hof 17 maart 2000
Klager heeft als grief aangevoerd dat mr. X in strijd met de eisen van een goede procesorde en tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de hem geboden gelegenheid om inhoudelijk te reageren op de door klager overgelegde pleitnota niet te benutten. De grief faalt. Het stond ter vrije beoordeling van mr. X om wel of niet inhoudelijk te reageren op die pleitnota. Het tweede klachtonderdeel houdt in dat mr. X geen gevolg heeft gegeven aan de door hem in de eerdere klachtprocedure ter zitting van de raad gedane toezegging om aan klager berekeningen van een loonvordering te zullen toezenden. Mr. X heeft aangevoerd dat hij bij lezing van de beslissing van de raad op een eerdere klacht tot de ontdekking kwam dat hij de bedoelde berekeningen nog niet aan klager had toegezonden en deze berekeningen vervolgens alsnog heeft verzonden. De raad heeft overwogen: [volgt: de hiervoor geciteerde overwegingen van de raad met betrekking tot het tweede klachtonderdeel].
Klager heeft in hoger beroep gesteld dat mr. X hem reeds bij een eerdere zitting van de raad in februari 1997 heeft toegezegd hem de berekeningen te zullen toezenden en hij in twee brieven uit 1997 ook om toezending van de berekeningen heeft gevraagd. Uit de notulen van de Raadszitting blijkt echter niet van de gestelde toezegging. Verder behelzen beide brieven geen verzoek om toezending van de berekeningen.
Blijft over het feit dat mr. X zijn in 1998 aan klager gedane toezegging eerst drie maanden later gestand heeft gedaan. Dienaangaande overweegt het Hof dat mr. X er weliswaar beter aan had gedaan klager de berekeningen in kwestie kort na zijn toezegging toe te zenden, maar dat het Hof, in aanmerking nemende de door de raad in aanmerking genomen omstandigheden, in de ontstane vertraging geen grond vindt voor een ander oordeel dan dat waartoe de raad is gekomen.
In zijn memorie van grieven heeft klager ook nog betoogd dat de door hem ontvangen berekeningen vals zijn. Indien klager daarmee beoogd heeft een klacht in te dienen over de berekeningen, kan hij in die klacht niet worden ontvangen nu niet eerst in hoger beroep een nieuwe klacht kan worden ingediend. Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende, bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 30 augustus 1999.
Overwegingen van het Hof 7 september 2001
Tegen een beslissing van het Hof van Discipline is in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel opengesteld. Die wet voorziet evenmin in mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Dit betekent dat een verzoek tot herziening niet in behandeling kan worden genomen en de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in een dergelijk verzoek. Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld doch uitsluitend indien en voorzover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep sprake is geweest van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel.
Kern van het bezwaar van klager is dat het Hof geen acht zou hebben geslagen op de door hem voorafgaand aan de behandeling van zijn hoger beroep bij het Hof ingediende stukken. Van de juistheid van het bezwaar van klager is niet gebleken. Integendeel, het Hof heeft in zijn beslissing van 17 maart 2000 overwogen dat hij bij zijn beslissing acht heeft geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Daartoe behoort ook de door klager voorafgaande aan de behandeling van zijn hoger beroep bij de griffie van het Hof ingediende stukken. Hieraan kan niet afdoen dat het Hof in zijn beslissing zijn oordeel over (de relevantie van) de verschillende door klager overgelegde stukken niet expliciet heeft vermeld.
Klager maakt er voorts bezwaar tegen dat het Hof in zijn beslissing van 17 maart 2000 onder meer heeft overwogen: ‘Klager heeft evenwel van zijn kant zonder enig rappel aan mr. X onderhavige klacht ingediend’. Klager zij erop gewezen dat het hier niet gaat om een overweging van het Hof maar om een deel van een overweging van de raad, door het Hof in zijn beslissing letterlijk geciteerd. Uit de beslissing van het Hof blijkt voorts dat bedoelde overweging van de raad en de bezwaren daartegen door klager zijn behandeld en dat daarop is beslist.
Van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel is niet gebleken. Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek tot herziening.
Beslissing
Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende: verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Hof van Discipline van 17 maart 2000.