Opheffing derdenbeslag zonder overleg met de cliënt.

– Advocatenwet art. 46 (1.2. de vereiste communicatie met de cliënt)

– Gedragsregel 8

 

Raad van Discipline Leeuwarden 20 december 2000

(mrs. Giltay, Van Duursen, De Goede, Groenewegen en Van der Kwaak-Wamelink)

 

Feiten

Mr. X treedt op voor klager in een geschil met diens voormalige medevennoot. Mr. X laat in dat kader op verzoek van klager derdenbeslag leggen bij een bank. Na de verklaring derdenbeslag van die bank heft mr. X het beslag op, althans hij stemt ermee in dat dit wordt opgeheven.

Mr. X heeft het beslag zonder overleg met klager opgeheven.

 

Overwegingen van de raad

Bij de stukken bevindt zich een brief waarbij de bank aan de deurwaarder of advocaat van de beslagleggende partij meedeelt, dat uit de daarbij gevoegde verklaring derdenbeslag blijkt dat het derdenbeslag geen effect heeft gesorteerd. Mr. X heeft deze brief voor akkoord ondertekend, hetgeen inhield dat hij daarmede verklaarde dat het derdenbeslag kon worden opgeheven. Vervolgens heeft hij de brief aan de bank geretourneerd. Vaststaat dat mr. X dit zonder overleg met klager heeft gedaan. Waarom precies het beslag op de rekening bij de bank geen effect zou hebben gesorteerd heeft mr. X naar het oordeel van de raad niet duidelijk gemaakt. Het beslag had volgens klager wel degelijk effect en mr. X is volgens klager op lichtvaardige gronden tot opheffing van het beslag overgegaan. De raad is dit met klager eens. Mr. X, die kennelijk uitsluitend is afgegaan op mededelingen van de bank waar beslag was gelegd, mocht naar het oordeel van de raad onder deze omstandigheden niet zonder nader overleg met klager het beslag opheffen. Hij had klager eerst met de verklaring derdenbeslag van de bank moeten confronteren alvorens ermee in te stemmen dat het beslag werd opgeheven.

 

Volgt

Waarschuwing.

 

Download artikel als PDF

Advertentie