mrs. Orie, Runia, Smits, Vermeulen en Hooykaas
Cliënt te snel gedagvaard
De bijzondere aard van de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt brengt mee dat de advocaat grote terughoudendheid betracht bij het nemen van rechtsmaatregelen tegen zijn (voormalige) cliënt. Bij die terughoudendheid past dat de in gedragsregel 19 vervatte voorschriften ook nauwgezet worden nageleefd indien de advocaat zijn cliënt dagvaardt.
– Advocatenwet art. 46 (1.4.3.1. financiële verhouding, 3.4. jegens tegenpartij in acht te nemen zorg)
– Gedragsregel 19
Feiten en klacht
Mr. X dagvaardt in maart 1998 zijn cliënt tot betaling van een declaratie uit april 1997. De cliënt had eerder duidelijk gemaakt – na een schriftelijke toelichting van mr. X d.d. 12 mei 1997 – dat hij niet bereid was om zonder meer te betalen. Een door mr. X in augustus 1997 verzonden betalingsherinnering was zonder resultaat gebleven.
Klager verwijt mr. X dat hij rauwelijks heeft gedagvaard.
Overwegingen van de raad
Bij de invordering van zijn declaratie is mr. X niet in de eerste plaats opgetreden als advocaat maar was hij zelf procespartij. De in regel 19 van de Gedragsregels vervatte gedragslijn is echter bedoeld als een gedragslijn voor de advocaat die ten behoeve van een cliënt optreedt. Dat neemt echter niet weg dat de advocaat ook wanneer hij voor zichzelf optreedt er goed aan doet zich door de strekking van bedoelde regels te laten leiden. Naar het oordeel van de raad is het niet zo dat mr. X in casu in strijd met de geest van regel 19 heeft gehandeld.
Overwegingen van het hof
Gedragsregel 19 valt aan te merken als een uitwerking van de in artikel 46 van de Advocatenwet neergelegde regels voor het gedrag van de advocaat. De raad heeft overwogen dat Gedragsregel 19 niet rechtstreeks van toepassing is omdat in het onderhavige geval mr. X zelf procespartij was. Het hof acht die overwegingen onjuist. Zoals klager terecht aanvoert, is mr. X in de procedure als gemachtigde voor zichzelf opgetreden. Hij was reeds uit dien hoofde gehouden klager kennis te geven van zijn voornemen tot rechtsmaatregelen over te gaan. Overigens brengt de bijzondere aard van de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt mee dat de advocaat grote terughoudendheid betracht bij het nemen van rechtsmaatregelen tegen zijn (voormalige) cliënt. Bij die terughoudendheid past dat de in Gedragsregel 19 vervatte voorschriften ook nauwgezet worden nageleefd indien de advocaat zijn cliënt dagvaardt.
De declaratie waarvoor is gedagvaard is op 15 april 1997 aan klager toegezonden. Uit de bij de stukken gevoegde brief van mr. X aan klager van 12 mei 1997 blijkt dat klager vragen heeft gesteld over de declaratie, immers mr. X geeft een nadere toelichting. Betaling bleef achterwege, waarna mr. X klager op 21 augustus 1997 een betalingsherinnering zond. Mr. X heeft vervolgens op 17 maart 1998 een dagvaarding doen uitgaan. Aldus kan van rauwelijks dagvaarden in de betekenis, waarin dit begrip gewoonlijk wordt gebezigd, niet worden gesproken. In de brief van 12 mei 1997 en de betalingsherinnering van 21 augustus 1997 ontbreekt echter een in Gedragsregel 19 bedoelde mededeling dat bij gebreke van betaling tot rechtsmaatregelen zal worden overgegaan. Een dergelijke mededeling is van belang om de debiteur te doen beseffen dat kosten in verband met een aan te spannen procedure te verwachten zijn als wordt volhard bij niet-betaling en mr. X had die mededeling behoren te doen. Gezien echter de hiervoor geschetste gang van zaken en mede in aanmerking genomen de omstandigheid, dat klager niet is geschaad door het ontbreken van de in Gedragsregel 19 bedoelde mededeling – hij betwistte immers de vordering en heeft verweer gevoerd in de procedure – zal het hof aan mr. X geen maatregel opleggen.