mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Meeter, Van Griensven, Van Voorst van Beest en Gerritzen
Maatregelen na elkaar
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel houdt het hof rekening
met het feit dat de verweten gedraging (grotendeels) heeft plaatsgevonden voordat aan de advocaat, uit anderen hoofde, een maatregel werd opgelegd.
– Advocatenwet art. 48
Feiten
Raad en hof oordelen dat mr. X in ernstige mate is tekortgeschoten, zowel in de zorgplicht jegens klager (zijn cliënt) als ten opzichte van de deken (die zelfstandig bezwaren ter kennis van de raad heeft gebracht). De raad neemt bij het bepalen van de op te leggen maatregelen in aanmerking dat het ernstig verwijtbare optreden van mr. X in deze zaak niet op zichzelf staat. Hij schiet stelselmatig en in ernstige mate tekort in zijn zorgverplichting jegens cliënten. In 1998 is aan hem daarvoor een waarschuwing gegeven en in 1999 is hem een voorwaardelijke schorsing van een maand opgelegd. De raad legt aan mr. X nu een onvoorwaardelijke schorsing op voor de duur van twee maanden. Het hof komt eveneens tot een onvoorwaardelijke schorsing, maar van beperktere duur.
Overwegingen van het hof
Mr. X is in oktober 1998 voor het eerst tuchtrechtelijk veroordeeld. Het komt het hof aannemelijk voor dat, zoals ter zitting aangevoerd, de vanaf die tijd optredende klachten in belangrijke mate zijn veroorzaakt doordat A, die samen met hem de praktijk uitoefende, klagers kantoor (bedoeld zal zijn: het kantoor van mr. X) heeft verlaten ten gevolge waarvan klager (bedoeld zal zijn: mr. X) overbelast is geraakt. Ook wil het hof rekening houden met de omstandigheid dat de thans aan mr. X verweten gedraging grotendeels heeft plaatsgevonden voordat de raad aan mr. X voornoemde voorwaardelijke schorsing had opgelegd. Gelet op al deze omstandigheden zal het hof de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk bepalen op twee weken.
Noot
Bij het bepalen van de (duur van de) maatregel houdt het hof voor ogen welke afdoening gevolgd zou zijn indien de onderhavige feiten, die grotendeels dateren van vóór de klachtzaak uit 1999, gelijktijdig beoordeeld zouden zijn met de feiten die toen aan de orde werden gesteld. De gedachte achter artikel 63 Sr. toegepast in het tuchtrecht.
CHBW