mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Meeter, Van Griensven, Mout-Bouwman en Gerritzen
Te laat beroep
Bezwaren tegen de door de Raad van Discipline gevolgde procedure kunnen, hangende die procedure, langs de weg van art. 55 Advocatenwet ter kennis van het Hof van Discipline worden gebracht. Een grief tegen de beslissing van de raad, gebaseerd op die procedurele gang van zaken, leidt daarom tot niet-ontvankelijkheid.
– Advocatenwet art. 55
Overwegingen van de voorzitter van het Hof van Discipline
Mr. X voert tegen de beslissing van de Raad van Discipline de volgende grief aan:
‘Mijn klacht richt zich louter tegen de wijze van termijnverlenging en wel verlenging van de termijn ten behoeve van klager, welke mij voorkomt te zijn in strijd met beginsel [beginselen? bew.] van behoorlijke tuchtrechtspraak; indien beide betrokkenen een termijn wordt gesteld in het kader van de instructie van een klacht dient de tuchtrechter zich aan een door hemzelf opgelegde termijn te houden en dit jegens beide partijen, met welk uitgangspunt de Raad van Discipline echter bijzonder vrij is omgesprongen, hetgeen neerkomt op een ongelijke bejegening van klager en mij. Voor een verlenging van de termijn van indiening van stukken was geen enkele goede grond aanwezig nu de deken van [de Orde van? bew.] Advocaten bereids schriftelijk had bericht dat hij over opnameafschriften van de betalingen beschikte. Deze brief bevindt zich in het dossiertje hetwelk de Raad van Discipline heeft aangelegd van deze klachtzaak.
Met verzoek aan het hof te verklaren dat de grief welke ik opwerp en ertoe strekt dat de verlenging van de termijnstelling met een periode van ruim vijf maanden een onjuiste toepassing van tuchtrecht oplevert gegrond is.’
Uit de door mr. X tegen de beslissing van de raad opgeworpen grief blijkt dat mr. X kennelijk van mening is dat zich een situatie heeft voorgedaan waarvoor artikel 55 in de Advocatenwet is opgenomen. Mr. X had zich op grond van het bepaalde in dat artikel in een eerder stadium tot het hof kunnen wenden met het verzoek de raad een termijn te stellen binnen welke de beslissing had moeten worden genomen. Nu mr. X dat niet heeft gedaan blijve thans in het midden of zich inderdaad een situatie als bedoeld in artikel 55 van de Advocatenwet heeft voorgedaan.
Beslissing
De voorzitter van het hof verklaart mr. X kennelijk niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Overwegingen van het hof
De bezwaren van mr. X richten zich uitsluitend tegen de door de raad gevolgde procedure, waarbij de raad aan klager een naar de mening van mr. X onaanvaardbaar lange termijn heeft gegund om gegevens te verschaffen. De Advocatenwet voorziet in artikel 55 in de mogelijkheid om op te komen tegen nodeloze vertraging van het onderzoek door de Raad van Discipline. Mr. X heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De Advocatenwet voorziet [niet? bew.] in hoger beroep op grond van bezwaren gericht tegen de procedurele gang van zaken. De voorzitter van het hof heeft verweerder derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Beslissing
Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende, verklaart het verzet van mr. X tegen de beslissing van de voorzitter van het hof ongegrond.