Een advocaat, die medische informatie over hemzelf toestuurt aan een rechter-commissaris ter ondersteuning van zijn verzoek om uitstel van een comparitie, behoeft die informatie niet in kopie toe te sturen aan de advocaat van de wederpartij.
– Advocatenwet art. 46 (5.1. Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
– Gedragsregel 15 lid 1
Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch 8 januari 2001
(mrs. Mertens-Steeghs, De Bont, Erkens, Theunissen en Luchtman)
Feiten
Mr. A, klager, hoort via de griffie van de rechtbank dat mr. X een verzoek tot uitstel van een comparitie heeft gedaan. Daarna ontvangt mr. A van mr. X een kopie van zijn verzoek met een daarin uitgewiste passage. In de begeleidende brief aan mr. A. vermeldt mr. X: ‘brief aan rolrechter met uitwissing van medische bevindingen cardioloog’. De rechter-commissaris vraagt mr. X zijn verzoek met medische bescheiden te staven. Mr. X zendt de rechtercommissaris medische bescheiden toe en stuurt daarvan geen afschrift aan mr. A. Mr. A beklaagt zich erover dat mr. X hem geen (volledig) afschrift toestuurt van de informatie die hij aan de rechter-commissaris toestuurt.
Overwegingen van de raad
Het is een algemeen aanvaarde gedragslijn dat het de advocaat niet geoorloofd is om zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter te wenden aan wiens oordeel de zaak is onderworpen, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift aan de advocaat van de wederpartij. De gedachte die aan deze gedragslijn ten grondslag ligt is dat in alle omstandigheden fair play in acht behoort te worden genomen.
Toen mr. A afschrift van de brief die mr. X aan de rolrechter had geschreven en waarin deze uitstel vroeg onder ogen kreeg – mr. X had direct een kopie daarvan aan mr. A moeten toezenden – moest het hem duidelijk zijn dat die brief geen betrekking had op de inhoud van de procedure doch uitsluitend het uitstellen van de comparitie betrof in verband met medische problemen van mr. X. In die omstandigheden was er voor mr. A geen reden en hij had daarbij ook geen belang om de inhoud van die medische problemen die mr. X stelde te hebben te weten. Datzelfde gold ook voor medische bescheiden die mr. X later op verzoek van de rechtercommissaris aan deze toezond. Het was dan ook niet onjuist van mr. X om die medische problematiek uitsluitend aan de rechtercommissaris mede te delen en mr. A als advocaat van klager de inhoud daarvan te onthouden.
Volgt
Ongegrondbevinding van de klacht.