Raad van Discipline Leeuwarden, 11 juni 2001 nrs. 8009, 8010, 8011

(mrs. Van Riessen, Van Duursen, De Groot, Meijer en Vogelsang)

– Advocatenwet artikel 46 (5.1 regels die betrekking hebben op de juridische strijd).

– Gedragsregel 13.

 

Feiten

A is ten verzoeke van haar mede-erfgenamen B en C in kort geding gedagvaard tot (onder meer) aanvaarding van een bieding op een boerderij. Voor B en C traden als advocaten op mr. X en mr. Y, terwijl mr. Z voor één van hen als procureur optrad. Bij tussenvonnis heeft de President een taxateur tot deskundige benoemd. Na het uitbrengen van het taxatierapport is het kort geding voortgezet. Tijdens de voortgezette behandeling van het kort geding hebben partijen afgesproken de schikkingsonderhandelingen, die toen op gang waren gekomen, voort te zetten. Daartoe werd het kort geding aangehouden. Uiterlijk op een bepaalde datum zouden partijen de President laten weten of zij een schikking hadden bereikt dan wel vonnis wensten. Mr. X schreef mede namens mr. Y en mr. Z aan de President van de rechtbank het volgende:

‘Partijen hebben elkaar voorstellen gedaan maar zijn er niet uitgekomen. A heeft na de mondelinge behandeling geen substantieel veel beter voorstel gedaan. Zij blijft bij het door de heren B en C gedane bod van ƒ 2.000.000. Ik verzoek U vonnis te wijzen. (…). Kopieën gaan naar mrs. X en Z – die met de inhoud akkoord zijn – alsmede (…)’.

De klacht luidt dat mr. X, Y en Z in strijd met Gedragsregel 13 hebben gehandeld door zonder toestemming mededeling te (laten) doen aan de President van de rechtbank omtrent de inhoud van de tussen raadslieden gevoerde schikkings onder handelingen.

 

Overwegingen Raad

Het staat mrs. X, Y en Z niet vrij om mededelingen te doen aan de President omtrent de inhoud van de tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen. mr. Y, die de betreffende brief mede namens mrs. X en Z schreef, had het erbij kunnen (en moeten) laten dat partijen elkaar voorstellen hadden gedaan maar er niet waren uitgekomen. Het past niet om een deel van het besprokene aan de President prijs te geven. Daaraan doet niet af, dat de onderhandelingen reeds ten tijde van de mondelinge behandeling in aanwezigheid van de President waren begonnen. Bij de onderhandelingen nadien was de President immers niet aanwezig.

 

Volgt

Gegrondbevinding van de klacht, zonder opleggen van een maatregel, nu partijen hebben verklaard dat het erom ging de reikwijdte van Gedragsregel 13 te zien vastgelegd. ■

 

Advertentie