De advocaat die de relevante jurisprudentie onvoldoende bijhoudt en zijn cliënt daardoor onvoldoende deskundig adviseert handelt tuchtrechtelijk verwijtbaar.

– Advocatenwet art. 46 (1.4 de kwaliteit van de dienstverlening)

– Gedragsregel 4

 

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 19 maart 2001

(mrs. Van Boven, Van den Dries, Hengeveld en Vermeulen)

 

Feiten

Mr. X staat vanaf medio 1995 klager bij in het kader van een procedure, waarin de ex-echtgenote van klager verrekening c.q. verdeling vordert van het vermogen dat bestond ten tijde van de echtscheiding. In het kader van deze procedure speelt een belangrijke rol het

Echter, ook indien van de juistheid van de verklaring van klager zou moeten worden uitgegaan, leidt dit, op grond van het navolgende, tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Mr. X trad op als raadsman van de vennootschap en van haar aandeelhouder A en het lag niet op zijn weg om op eigen initiatief contact te zoeken met klager teneinde hem te wijzen op de risico’s van zijn voorgenomen handelwijze. Uiteraard zou mr. X, indien klager zich voorafgaande aan dan wel op de dag van ondertekening tot hem zou hebben gewend met het verzoek hem nader te informeren, opening van zaken hebben moeten geven. Maar gesteld noch gebleken is dat een dergelijk verzoek mr. X heeft bereikt. Evenmin zijn feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan mr. X had moeten begrijpen dat klager onvoldoende besefte dat en welke risico’s hij liep. Aan dit laatste kan niet afdoen dat de echtgenote van klager, toen men op het kantoor van de notaris aanwezig was voor het passeren van de hypotheekakte (en de overeenkomst van geldlening reeds was getekend), vroeg of zij zich niet door een advocaat hadden moeten laten bijstaan. Mr. X was aldaar aanwezig als raadsman van de vennootschap en van A en het lag op dat moment veeleer op de weg van de notaris om op deze vraag te reageren. Het College van Beroep van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie heeft in de naar aanleiding van een tegen de notaris gerichte klacht van klager gewezen uitspraak (die klager bij zijn appèlmemorie heeft gevoegd) ook overwogen dat de notaris had moeten begrijpen dat A en de vennootschap enerzijds en klager anderzijds ‘in hoge mate tegenstrijdige belangen hadden’ en dat de tussenkomst van de notaris mede was gericht op de bescherming van de belangen van klager.

Uit het voorafgaande volgt dat het beroep van klager niet slaagt en dat de eindbeslissing van de Raad dient te worden bekrachtigd.

Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende: bekrachtigt de eindbeslissing van de Raad van Discipline.

Download artikel als PDF

Advertentie