Het bewust onvolledig informeren van de Raad van Toezicht over de inhoud van een arbeidsovereenkomst met een stagiaire vormt een ernstige inbreuk op de voor advocaten geldende regels, die in beginsel een onvoorwaardelijke schorsing rechtvaardigt.

– Advocatenwet artikel 46

– Richtlijn Arbeidsvoorwaarden Stagiaires (inclusief salaris) (te vinden in Vademecum Advocatuur, Wet- en

Regelgeving 2001, p. 343 e.v., par. 17)

 

Hof van Discipline, 2 maart 2001, nr. 3301

(mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Beker, Heidinga, Van Delden en Du Perron)

 

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 6 november 2000

(mrs. Robbers, Claassen, Eschauzier, Maat en Van Nispen tot Sevenaer)

Gedragsregels 1, 37

 

Feiten, beslissing van de Raad:

Mr. X sluit een arbeidsovereenkomst met een toekomstige stagiaire. De arbeidsovereenkomst wordt aan de Raad van Toezicht ter beoordeling ingezonden, maar daarbij wordt een aanhangsel weggelaten waarin een concurrentiebeding is opgenomen. Dat concurrentiebeding komt hierop neer dat het de betrokken stagiaire niet toegestaan is om binnen een jaar na beëindiging van het dienstverband als advocaat en procureur werkzaam te zijn in de gemeente waar zijn patroon kantoor houdt en enige aan palende gemeenten, een en ander op straffe van een boete van ƒ 25.000. De Raad van Toezicht wordt in de bewuste bepaling als arbiter aangewezen in geval van geschillen.

Twee jaar later brengt de stagiaire in kwestie de Raad van Toezicht op de hoogte van een financieel geschil dat met zijn werkgever, mr. X, is ontstaan, en bij die gelegenheid zendt hij ook een kopie van de arbeidsovereenkomst op inclusief het concurrentiebeding. De deken legt vervolgens ambtshalve een bezwaar tegen mr. X voor aan de Raad van Discipline.

Mr. X verweert zich onder meer met de mededeling dat hij van een collega had begrepen dat de aanwezigheid van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst tot vertraging bij de goedkeuring door de Raad van een patronaat zou leiden en dus een spoedige beëdiging in de weg zou staan. Mr. X erkent dat zijn handelwijze onjuist is geweest maar voert ook aan dat hij meende dat het concurrentiebeding zoals door hem gesloten in overeenstemming was met eisen die de Orde daaraan blijkens publicaties stelt.

De Raad overweegt dat de Richtlijn Arbeidsvoorwaarden Stagiaires, laatstelijk aangepast met ingang van 1 april 1995, de bepaling behelst dat een concurrentiebeding niet dan na goedkeuring door de Raad van Toezicht en slechts onder de in die richtlijn genoemde voorwaarden, in de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Vast staat dat mr. X het concurrentiebeding in kwestie niet ter goedkeuring aan de Raad van Toezicht heeft overgelegd, terwijl mr. X heeft erkend dat zijn handelwijze in dezen onjuist is.

Uit het verweer van mr. X leidt de Raad bovendien af dat mr. X desbewust de toezending van het aanhangsel achterwege heeft gelaten. Ten overvloede overweegt de Raad dat het standpunt van mr. X dat het concurrentiebeding voldeed aan de destijds geldende goedkeuringseisen van de Raad van Toezicht, eenvoudigweg onjuist is. Onder meer acht de Raad van Toezicht een boetebepaling in geen geval geoorloofd. Ook het argument van mr. X dat de toezending van het aanhangsel tot vertraging in de afhandeling bij de Raad van Toezicht zou hebben geleid, kan niet op begrip van de Raad rekenen, daargelaten dat deze argumentatie in geen geval doel kan treffen. Terecht heeft de deken erop gewezen dat de arbeidsovereenkomst en het aanhangsel zijn getekend op 2 oktober 1998, terwijl de arbeidsovereenkomst eerst geruime tijd later inging, te weten op 1 december 1998. De Raad neemt in aanmerking dat er sprake is van een ernstige inbreuk op het vertrouwen in de advocatuur en in het bijzonder in mr. X als advocaat. Mr. X heeft desbewust een verkeerde voorstelling van zaken aan de Raad van Toezicht gegeven, hetgeen de deken terecht als misleiding heeft aangeduid. De Raad acht daarom een schorsing in de praktijk voor de duur van drie maanden passend en geboden.

 

Overwegingen en beslissing van het Hof:

(…)

Mr. X heeft gehandeld in strijd met de Richtlijn Arbeidsvoorwaarden Stagiaires van de Nederlandse Orde van Advocaten en heeft de Raad van Toezicht bewust onvolledig geïnformeerd over de inhoud van de arbeidsovereenkomst met zijn stagiaire. Het Hof is met de Raad van oordeel dat hier sprake is van een ernstige inbreuk op de voor advocaten geldende regels.

Mr. X heeft aldus gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Gelet op de aard en de ernst van het verwijt dat mr. X kan worden gemaakt, is het Hof, met de Raad, van oordeel dat de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk in beginsel gerechtvaardigd is. Echter, voor de bepaling van de op te leggen maatregel is tevens van belang dat mr. X de onjuistheid van zijn handelingen volmondig heeft erkend en ervan blijk heeft gegeven het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien en voorts dat mr. X nooit eerder tucht rechtelijk is veroordeeld. Alles afwegende komt het Hof tot het oordeel dat in dit geval nog kan worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden. Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende:

en in zoverre opnieuw rechtdoende;

Download artikel als PDF

Advertentie