mrs. Van der Hulst, Bemelmans, Harenberg, Van de Loo en Meulemans
Acties tegen niet-betalende cliënt
Intrekking van een procedure en verrekening van – betwiste – declaraties met derdengelden zonder instemming van cliënt. Beëindiging van de relatie met cliënt wegens niet betalen van de declaraties. Het inwinnen van informatie door de advocaat bij een adviseur van de cliënt.
– Advocatenwet art. 46 (1.2. vereiste communicatie met cliënt; 1.4.3.1. financiële verhouding; 1.5. vereiste schriftelijke vastlegging)
– Gedragsregels 9 lid 1 en 3, 28 lid 2
Feiten
Mr. X staat klager bij in een aantal procedures. In een door mr. X
aanhangig gemaakte kortgedingprocedure bericht mr. X aan klager dat hij met de advocaat van de wederpartij overleg heeft gevoerd, dat de zaak zo goed als rond is, dat de advocaat donderdag de zaak met zijn cliënt zal bespreken en als dat niet tot een positief antwoord leidt, hij het kort geding zal doorzetten. Vervolgens trekt mr. X, zonder overleg met klager, het kort geding in omdat op de datum, waarop het kort geding dient, nog geen overeenstemming is bereikt en, naar mr. X stelt, het beleid van de kort geding rechter met zich brengt dat kort gedingen niet kunnen worden aangehouden en daarvoor geen nieuwe behandelingsdatum kan worden gevraagd.
Klager laat de declaraties van mr. X onbetaald. Mr. X beëindigt de relatie met klager, die zich vervolgens tot mr. Y wendt. Mr. X vordert betaling van zijn declaraties in een door hem voor de rechtbank tegen klager ingestelde procedure maar wordt in die procedure niet-ontvankelijk verklaard omdat klager bezwaar heeft gemaakt tegen de declaraties. Mr. X verrekent een gedeelte van de openstaande declaraties met een bedrag van ƒ 9.434,89 dat ten name van klager op zijn derdenrekening staat. Over de vraag of klager zijn declaraties betwist, heeft mr. X inlichtingen ingewonnen bij een adviseur van klager.
Overwegingen van de raad
Met betrekking tot de intrekking van het kort geding: Het ging hier om een vergaande maatregel die – wat er ook zij van het door mr. X beschreven beleid van de kortgedingrechter te Z omtrent de onmogelijkheid van aanhouding van zaken en de mogelijkheid van het vragen van een nieuwe behandelingsdatum – voor klager in ieder geval tot gevolg had, dat hij niet onder druk van de behandeling van het kort geding met de wederpartij kon onderhandelen. Een handeling met een zodanig verstrekkend gevolg behoort een advocaat niet zonder toestemming van zijn cliënt te verrichten. Door zonder hiervoor toestemming te hebben ontvangen het kort geding in te trekken heeft mr. X dus jegens klager niet gehandeld, zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Met betrekking tot de verrekening van derdengelden: Het is een advocaat toegestaan zijn declaratie met de derdengelden te verrekenen voor zover cliënt daarmee instemt (regel 28 lid 2 van de Gedragsregels voor Advocaten 1992). Nu klager dit ontkent en mr. X het tegendeel niet aannemelijk heeft kunnen maken moet ervan worden uitgegaan, dat er zonder toestemming van klager is verrekend. Mr. X heeft dus gehandeld in strijd met genoemde gedragsregel en dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
Met betrekking tot de beëinding van de relatie tot klager: In zijn brieven aan klager heeft mr. X aangedrongen op betaling van zijn declaraties en klager daartoe gesommeerd en heeft hij aangekondigd dat indien betaling zou uitblijven hij de verlening van rechtsbijstand zou staken. Daarbij heeft mr. X niet ontijdig gehandeld en heeft hij klager een redelijke termijn voor betaling en/of overleg gegund. De raad ziet niet in, dat mr. X door aldus te handelen onbetamelijk heeft gehandeld en ziet de waarschuwing dat rechtsbijstand gestaakt zal worden niet als ongeoorloofde druk. Van mr. X kon onmogelijk verlangd worden dat hij rechtsbijstand bleef verlenen met alle nieuwe kosten van dien, terwijl er op dat moment geen enkel perspectief was op betaling van hetgeen mr. X in zijn visie toekwam. Tevens is van belang, dat klager in ieder geval vanaf medio juni 1998 door mr. Y werd bijgestaan, die klager ook in de kwestie van de betaling van declaraties had kunnen adviseren en ook zal hebben geadviseerd. De raad oordeelt dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.
Ten aanzien van het inwinnen van inlichtingen bij de adviseur: De gedragsregels voor advocaten verbieden, dat een door de wederpartij aangezegde getuige door een advocaat wordt benaderd. Daarvan was in casu geen sprake. Het is een advocaat niet verboden de adviseur van zijn cliënt te benaderen. Het was mr. X dus toegestaan met de heer B telefonisch contact op te nemen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Volgt
Gegrondbevinding van de eerste twee klachtonderdelen en oplegging van de maatregel van een berisping.