mrs. Feddes, Dam, Van Halder, Knüppe en Poelmann

 

Kantoornaam, dossiers en schulden

 

Het gebruikmaken van de aanduiding ‘mr. X advocaten’ zonder dat sprake is van een samenwerkingverband met één of meer andere advocaten is in strijd met het bepaalde in de Samenwerkingsverordening. Wanneer een Stichting Derdengelden slechts één bestuurder heeft, is dat in strijd met de Boekhoudverordening.

De advocaat dient ervoor zorg te dragen dat, bij ontruiming van zijn kantoor, dossiers en andere gegevens van cliënten veilig worden gesteld. De advocaat handelt onbetamelijk door huurverplichtingen niet na te komen en ook andere schulden langere tijd onbetaald te laten.

– Advocatenwet art. 46 (1.3 geheimhoudingsplicht, 4. wat de advocaat betaamt tegenover derden, 4.3 financieel belanghebbenden).

– Boekhoudverordening art. 1 sub e, art. 2, art. 6.

– Samenwerkingsverordening art. 7 lid 2.

– Gedragsregels 1, 6, 23, 33, 37.

 

Beslissing van de raad

Mr. X heeft zich gevestigd als zelfstandig advocaat en blijkt op zijn briefpapier aan zijn kantoor de naam ‘Mr. X Advocaten’ te hebben gegeven. Hij heeft tweemaal onder die naam geadverteerd. Nadat de deken hem had verzocht en gesommeerd die aanduiding achterwege te laten, heeft er een bespreking met de deken plaatsgehad waarbij ook verschillende aspecten van de praktijkvoering aan de orde zijn geweest, zoals de inrichting van het briefpapier, de derdengeldstichting, de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, de organisatiestructuur, de schuldpositie van mr. X. etc. Bij die gelegenheid heeft mr. X toegezegd binnen 14 dagen een verklaring te zullen bezorgen van zijn bankier dat vanaf de datum waarop hij zich als zelfstandig advocaat gevestigd heeft geen sprake is (geweest) van een debetpositie van hem als advocaat bij die bank. Mr. X heeft toen ook verklaard geen andere schulden te hebben dan een huurschuld.

Mr. X heeft de toegezegde verklaring van de bankier niet bezorgd

en hij is veroordeeld tot ontruiming van zijn bedrijfsruimte. Hij bleek bovendien twee andere schulden te hebben die geruime tijd onbetaald zijn gebleven, waaronder een schuld aan zijn werknemers wegens achterstallig loon en onkostenvergoedingen. Voorafgaand aan een nieuwe bespreking heeft de deken verlangd dat hij inzage zou krijgen in de financiële administratie van mr. X. Toen bleek dat mr. X bankafschriften noch administratie ter beschikking had is aan een accountantskantoor opdracht gegeven tot onderzoek. Nadien is zijn advocatenkantoor ontruimd waarbij mr. X niet aanwezig was, en is hij vervolgens in staat van faillissement verklaard op eigen aangifte.

Vaststaat dat mr. X zich heeft bediend van de naam ‘Mr. X Advocaten’, terwijl hij slechts alleen de praktijk uitoefende. Zulks is in strijd met het bepaalde in art. 7 lid 2 van de Samenwerkings – verordening waarin is bepaald dat het de advocaat die geen samenwerkingverband onderhoudt verboden is de praktijk te voeren onder een gemeenschappelijke naam of een zodanige benaming dat daardoor een samenwerkingverband wordt gesuggereerd. Mr. X heeft niet weerlegd dat hij alleen bestuurslid is van de Stichting Derdengelden waarover hij de beschikking had. Hij heeft op enig moment aan de deken wel aangegeven dat mr. Y medebestuurder was, maar die ontkende zulks desgevraagd tegenover de deken. Mr. X handelt aldus in strijd met het bepaalde in art. 1 sub e van de Boekhoudverordening juncto art. 4.2 van de Modelstatuten waar wordt voorgeschreven dat het bestuur van de Stichting Derdengelden uit tenminste twee leden bestaat. De deken heeft aangegeven de accountantsverklaring te hebben gevraagd nadat hem was gebleken dat mr. X eerst nadat hij in kort geding was gedagvaard aan door hem aangegane consumptieve verplichtingen van ongeveer ƒ 30.000 in totaal voldeed, ondanks eerdere toezeggingen in der minne te zullen betalen. De Deken kon daarin voldoende aanleiding vinden om zich, gelet op het bepaalde in art. 6 lid 1 van de Boekhoudverordening, door mr. X omtrent de financiële situatie van diens praktijk te laten informeren. Door op het desbetreffende verzoek noch een accountantsverklaring te produceren, noch anderszins de deken adequaat omtrent de financiële situatie van zijn praktijk te informeren, en ook niet de toegezegde brief van zijn bankier te bezorgen, heeft mr. X in strijd gehandeld met het bepaalde in art. 6 lid 1 van de Boekhoudverordening. Mr. X heeft niet ten genoegen van de deken aangetoond dat hij terzake van het risico van beroepsaansprakelijkheid is verzekerd overeenkomstig het bepaalde in de verordening op de beroepsaansprakelijkheid. Hij heeft op enig moment aangegeven dat hij dubbel verzekerd was. Hij heeft later niet aangetoond dat hij een zodanige ongewenste situatie had beëindigd, noch een verklaring van een verzekeringsmaatschappij overgelegd waaruit van een adequate verzekering blijkt. Mr. X heeft aldus in strijd gehandeld met het bepaalde in art. 5 lid 2 van de desbetreffende verordening. Als onweersproken staat vast dat mr. X in zijn eerste gesprek met de deken in strijd met de waarheid heeft meegedeeld dat hij geen andere schulden had dan de huurschuld betreffende het bedrijfspand. Mr. X heeft daarmee gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Het lag op zijn weg om op het verzoek om informatie van de deken in het kader van de aan deze opgedragen controle aanstonds alle gevraagde inlichtingen aan de deken te verstrekken. Volgens het accountantsonderzoek beantwoordde de financiële administratie van de praktijk B.V. van mr. X niet aan de norm gesteld in de Boekhoudverordening 1998. Op dat moment was er geen grootboekadministratie voorhanden. Daarbij wordt in het rapport opgemerkt dat de praktijk B.V. enige maanden eerder is opgericht, zodat het ten tijde van de rapportage nog ontbreken van een grootboekadministratie kan samenhangen met de prioriteitenstelling van een startende onderneming. Volgens art. 2 van de Boekhoudverordening dient de advocaat ten aanzien van zijn praktijk een administratie op zodanige wijze te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen kunnen worden vastgesteld. Blijkens de toelichting op dat artikel betekent zulks het aanhouden van een debiteuren- en crediteurenadministratie, een kas/giroboek en een grootboek. De raad is van oordeel dat het ontbreken van een grootboekadministratie ten tijde van het accountantsonderzoek mr. X niet kan worden aangerekend nu zijn kantoor toen nog in de aanloopfase verkeerde. Mr. X kan er wel een verwijt van worden gemaakt dat hij in die tijd op geen enkele andere overzichtelijke wijze aan de hand van bescheiden inzicht in de financiële situatie van zijn kantoor kon verschaffen. In zoverre heeft mr. X in strijd gehandeld met het bepaalde in art. 2 van de Boekhoudverordening.

Voor wat betreft het verwijt dat mr. X, na de ontruiming van zijn kantoor, niet over adequate bedrijfsruimte beschikte heeft de deken desgevraagd ter zitting verklaard dat mr. X volgens diens verklaring later kortstondig kantoor is gaan houden boven een garage en vervolgens in een bedrijfsverzamelgebouw. Dat laatste zou nog niet volledig ingericht zijn geweest in afwachting van de levering van besteld meubilair. De deken heeft deze twee nieuwe kantoorlocaties niet zelf bezocht.

Hoewel zeker betwijfeld kan worden of de inrichting van deze kantoorruimtes wel in overeenstemming was met de eisen van een goede praktijkuitoefening kan de raad bij gebreke van voldoende informatie niet beoordelen of daarvan ook daadwerkelijk geen sprake kan zijn geweest.

Door niet te voldoen aan zijn huurbetalingsverplichtingen en ook andere schulden langere tijd onbetaald te laten, zodat verschillende crediteuren zich genoodzaakt hebben gezien de rechter te adiëren, heeft mr. X er blijk van gegeven dat de solvabiliteit en liquiditeit van zijn praktijk onvoldoende zijn. Dat is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

Door zijn dossiers en andere cliëntgegevens vóór de ontruiming niet veilig te stellen is mr. X in zijn zorgverplichting jegens hen tekortgeschoten.

De klachtonderdelen zijn alle gegrond, met uitzondering van het onderdeel wat betrekking heeft op de inrichting van kantoorruimtes. Met betrekking tot de aan mr. X op te leggen maatregel overweegt de raad dat, blijkens het geheel van de in gegrond bevonden klachtonderdelen verweten gedragingen mr. X niet in staat is gebleken zelfstandig met inachtneming van de geldende verordeningen een financieel gezonde praktijk op te bouwen. Zowel de Samenwerkingsverordening als de Verordening op de Beroepsaansprakelijkheid als, op meerdere onderdelen, de Boekhoudverordening zijn en blijven door hem geschonden. Ondanks aanwijzingen van de deken is mr. X niet in staat gebleken verbeteringen aan te brengen. Blijkens het accountantsrapport heeft hij nog steeds geen uitsluitsel gegeven omtrent een opname ad ƒ 2.000 en een overboeking ad ƒ 5.800 van de bankrekening van de Stichting Derdengelden.

In het midden moet blijven wat de oorzaak van dit falen is. Noch de Deken noch mr. X zelf hebben daaromtrent voldoende inzicht kunnen verschaffen. Onder deze omstandigheden acht de raad het onverantwoord dat mr. X nog langer de praktijk uitoefent. De noodzaak om de belangen van rechtzoekenden te beschermen brengt met zich mee dat mr. X de maatregel van schrapping van het tableau wordt opgelegd.

Met betrekking tot het ter zitting door de Deken gedane verzoek de op te leggen maatregel openbaar te maken overweegt de raad dat niet is gebleken van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zonder die openbaarmaking nog belangen dreigen te worden geschaad waar zulks in geval van openbaarmaking niet het geval zou zijn. De raad neemt daarbij in aanmerking dat mr. X sedert het uitspreken van zijn faillissement als gevolg van de daaruit gevolgde schorsing van rechtswege geen praktijk meer uitoefent en dat dit faillissement in de plaatselijke pers al ruime bekendheid heeft gekregen.

 

Beslissing

De in de overwegingen genoemde klachtonderdelen zijn gegrond, met uitzondering van het klachtonderdeel met betrekking tot de kantoorruimtes. Mr. X wordt de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. De maatregel gaat in op de achtste dag nadat de onderhavige beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.      

Download artikel als PDF

Advertentie