mrs. Robbers, Brouwer, Grootveld, Hengeveld en Vermeulen

 

Geen nadere informatie gegeven

De advocaat die een toevoeging aanvraagt en vervolgens, zonder zijn cliënt in te lichten, niet reageert op verzoeken van de Raad voor Rechtsbijstand om nadere informatie, handelt onbetamelijk. Grievende uitlatingen.

– Advocatenwet art. 46 (1.2 vereiste communicatie met de cliënt; 1.5 vereiste van schriftelijke vastlegging; 2.1 wat in het algemeen niet betaamt).

– Gedragsregels 1, 8, 23, 31.

 

De klacht, het verweer:

Klager vraagt aan mr. X advies en bijstand met betrekking tot kinderalimentatie. Hij stelt aan mr. X de stukken ter hand die voor het aanvragen van een toevoeging noodzakelijk zijn, waarna mr. X een toevoeging vraagt. De Raad voor Rechtsbijstand laat daarop aan mr. X weten dat een bepaald stuk ontbreekt. Klager vraagt nadien enige malen aan mr. X hoe het met de toevoeging staat, mede omdat een verzoekschrift tot wijziging van de kinderalimentatie nog steeds niet is ingediend, waarop mr. X laat weten dat nog geen toevoeging is verstrekt. Vervolgens blijkt aan klager dat de raad nadere inlichtingen heeft gevraagd. De klacht houdt in dat mr. X de zaak niet voortvarend genoeg heeft behandeld door op de afgifte van de toevoeging te wachten en door niet tijdig de daarvoor noodzakelijke gegevens aan de Raad voor Rechtsbijstand toe te zenden. Het verweer van mr. X is dat hij met klager heeft besproken dat hij niet met de raad zou corresponderen, omdat het zijn ervaring is dat langdurig heen- en weerschrijven met de raad toch niet tot resultaat leidt.

Klager verwijt voorts aan mr. X dat hij zich discriminerend heeft uitgelaten door over medewerkers van de Raad voor Rechtsbijstand te zeggen dat het net Joden zijn omdat zij elke vraag met een wedervraag beantwoorden en vervolgens aan klager te vragen of hij zelf Jood was. Mr. X betwist dat hij zich in die zin heeft uitgelaten en schrijft ter toelichting aan de deken: ‘er is niet gesproken over Joden, allochtonen, asielzoekers en wat voor maatschappelijke problemen een mens maar kan verzinnen’.

 

Overwegingen van de raad:

Het staat vast dat mr. X van de Raad voor Rechtsbijstand het verzoek heeft gekregen nadere financiële informatie te verstrekken over klager en dat hij aan dit verzoek geen gevolg heeft gegeven. Niet is komen vast te staan dat mr. X met klager heeft afgesproken dat hij aan dergelijke verzoeken van de Raad voor Rechtsbijstand geen gevolg zou geven. Zo’n afspraak is ook in strijd met de zorg die een advocaat dient te betrachten ten aanzien van een cliënt die op toevoeging kan procederen. Mr. X heeft op de gebruikelijke wijze een toevoeging aangevraagd en aan klager niet schriftelijk bevestigd hoe hij zou handelen als de toevoeging (nog) niet zou worden afgegeven, op een zodanige wijze dat daarover geen misverstand kon ontstaan. Een advocaat dient de mogelijkheden van het verkrijgen van een toevoeging voor een cliënt zorgvuldig te onderzoeken. Daartoe rekent de raad ook het verstrekken van de gevraagde informatie aan de Raad voor Rechtsbijstand. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

De raad acht voldoende aannemelijk dat verweerder zich sprekende over medewerkers van de Raad voor Rechtsbijstand op discriminerende wijze heeft uitgelaten over Joden. Zulks kan worden afgeleid uit de niet genoegzaam weersproken klacht van klager, de bevestiging van een medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand dat mr. X zich in de gewraakte zin heeft uitgelaten maar ook uit de bewoordingen waarmee mr. X in zijn brief aan de deken schrijft. Het betaamt een advocaat niet zich in dergelijke bewoordingen over personen uit te laten. Bij het opleggen van een maatregel neemt de raad de aard en de ernst van de verweten gedragingen in aanmerking alsmede het feit dat mr. X eerder voor een vergelijkbare klachtwaardige gedraging door de raad is berispt.

 

Beslissing

Verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond en schorst mr. X

in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken.

Download artikel als PDF

Advertentie