Rauwelijkse betekening en tenuitvoerlegging van vonnis. Vexatoir beslag.

– Advocatenwet art. 46 (3.4 jegens tegenpartij in acht te nemen zorg)

– Gedragsregels 19 en 23

 

Raad van Discipline Leeuwarden 20 december 2000

(mrs. Giltay, Van Duursen, De Goede, Groenewegen en Van der Kwaak-Wamelink)

Bij vonnis van 2 september 1997 is klager in conventie door de rechtbank veroordeeld om aan zijn ex-partner, cliënte van mr. X, een bedrag van ƒ 8.350,- met rente en kosten te voldoen en is deze in reconventie veroordeeld om een bedrag van ƒ 5.086,- met rente en kosten aan klager te betalen. Na aftrek van de veroordeling in reconventie rest een bedrag van ƒ 7.649,02 ten gunste van de cliënte van mr. X. Na het verstrijken van de hoger beroepstermijn laat mr. X, zonder voorafgaande schriftelijke mededeling aan klager, het vonnis op 18 januari 1998 betekenen met het bevel om binnen twee dagen na betekening daaraan te voldoen door betaling van het bedrag van ƒ 7.649,02. Voor de vordering van de cliënte van mr. X op klager had de heer Z. zich borg gesteld tot een bedrag van ƒ 6.000,-. Mr. X schrijft deze borg aan en ontvangt op 28 januari 1998 van hem het bedrag van ƒ 6.000,-. Voorafgaand aan de procedure had mr. X voor de vordering van zijn cliënte beslag laten leggen op een zeilschip van klager. Op 18 maart 1998 wil de deurwaarder dit beslag vervolgen doch moest hij constateren dat de boot verdwenen was. Mr. X deed namens zijn cliënte aangifte bij de Officier van Justitie terzake het onttrekken van goederen aan een beslag door klager. Op 7 augustus 1998 heeft mr. X uit krachte van het vonnis van 2 september 1997 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Gemeente Y op een door deze gemeente aan klager verstrekte uitkering voor een bedrag van ƒ 7.698,31 met rente en kosten.

Klager beklaagt zich er over dat:

a. Mr. X rauwelijks tot betekening en tenuitvoerlegging van het vonnis is overgegaan;

b. Mr. X buiten hem om de borg heeft aangesproken;

c. Mr. X getracht heeft voor een luttel bedrag het zeilschip dat een veelvoud waard was te verkopen;

d. Mr. X derdenbeslag heeft gelegd onder de Gemeente Y zonder rekening te houden met de reeds ten laste van klager geïnde bedragen, waaronder begrepen het door de borg betaalde bedrag van ƒ 6.000,-.

 

Overwegingen van de raad

Ad a.

Uit de aan de raad overgelegde bescheiden en het verhandelde ter zitting blijkt, dat mr. X van zijn voornemen om het vonnis van 2 september 1997 aan klager te laten betekenen aan laatstgenoemde of diens advocaat geen schriftelijke mededeling heeft gedaan teneinde hem in de gelegenheid te stellen zich te beraden om al dan niet vrijwillig aan het vonnis te voldoen. Het enkele feit, dat klager de inhoud van het desbetreffende vonnis volgens mr. X wel kende ontslaat hem echter niet van zijn verplichting kennis te geven van zijn voornemen dat hij tot het treffen van (executie)maatregelen zal overgaan. Dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.

Ad b.

Nu aan klager op 14 januari 1998 het vonnis van de rechtbank d.d. 2 september 1997 was betekend en klager aan het daarbij gegeven bevel tot betaling binnen de gestelde termijn niet had voldaan, kon mr. X vervolgens vrij de borg aanspreken, zoals hij heeft gedaan. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad c.

Geen (rechts)regel stond er in beginsel aan in de weg dat mr. X namens zijn cliënte verhaal zocht op het bij klager in eigendom zijnde zeilschip, nu klager ondanks betekening en bevel volhardde in zijn weigering om aan het vonnis volledig te voldoen. Klager had de voorgenomen executiemaatregelen kunnen voorkomen door het restant van de vordering van de cliënte van mr. X te voldoen dan wel door daarvoor zekerheid te verschaffen, zodat beslaglegging op vermogensbestanddelen van klager niet nodig zou zijn. Het feit dat het beslag op het zeilschip volgens klager disproportioneel was, veronderstelt enige wetenschap bij mr. X omtrent de waarde van het schip. Mr. X heeft echter gesteld niet op de hoogte te zijn (geweest) van de waarde van het zeilschip. Wat daar ook van zij, klager is met zijn gehele vermogen aansprakelijk voor zijn schulden. Klager diende er rekening mee te houden, dat zolang hij in verzuim was met volledige betaling van het aan de cliënte van mr. X toekomende, hij het risico liep dat op enig moment voor het restant verhaal op zijn goederen, waaronder het zeilschip, zou (kunnen) worden gezocht. Klager heeft trouwens niet gesteld, dat hij naast het zeilschip ook nog andere minder kostbare vermogensbestanddelen had, die konden worden uitgewonnen en dat mr. X, toen hij opdracht gaf tot uitwinning van de zeilboot, dit wist, althans kon weten. Dit klachtonderdeel treft dus evenmin doel.

Ad d.

Dit klachtonderdeel faalt evenzeer. Mr. X heeft weliswaar de exploiterende deurwaarder kennelijk geen mededeling gedaan van reeds door of namens klager betaalde bedragen toen de deurwaarder, aan wie hij de opdracht had gegeven op 2 augustus 1998 derdenbeslag onder de Gemeente Y te leggen, tot beslaglegging overging, doch onweersproken heeft mr. X gesteld, dat hij direct na de beslaglegging een gecorrigeerde opgave van het nog openstaande bedrag aan de deurwaarder heeft verstrekt en dat ook niet meer de bank moeten confronteren alvorens ermee in te stemmen dat het beslag werd opgeheven.

 

Volgt

Waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie