Hof van Discipline 31 augustus 2001, nr. 3185
(mrs. De Jong Schouwenburg, Fleers, Hulleman, Van der Hel en Hooykaas)
Raad van Discipline Amsterdam, 17 april 2000
(mrs. Kist, Van den Biesen, Goppel, Karsten en Rigters)
De advocaat dient, bij het leggen van conservatoir beslag, rekening te houden met de belangen van de wederpartij wanneer daarmee niet de belangen van zijn cliënt worden geschaad.
– Advocatenwet art. 46 (3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg).
– Gedragsregel 1
Feiten
Mr. X legt op een bankrekening van de wederpartij van zijn cliënt beslag voor een op ƒ 25.000 begrote vordering. De wederpartij, klager, meldt hem daags daarop dat een saldo van ongeveer ƒ 57.000 door het beslag is getroffen, welke mededeling daags daarop door de bank wordt bevestigd. De klager verzoekt op grond daarvan aan mr. X het beslag op te heffen voorzover dat een bedrag van ƒ 25.000 te boven gaat. Mr. X laat daarop aan de klager weten dat deze in kort geding tegen het beslag bezwaar kan maken.
De klacht houdt in dat mr. X ten onrechte heeft geweigerd aan de gedeeltelijke opheffing van het beslag mee te werken. Overwegingen en beslissing van de Raad Door na ontvangst van de derdenverklaring niet te voldoen aan het dringende verzoek om het conservatoir beslag te beperken tot het maximum waartoe verlof was verleend, heeft mr. X de belangen van de klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. De klacht is derhalve gegrond. De Raad acht het in overeenstemming met de ernst van het feit mr. X de maatregel van enkele waarschuwing op te leggen.
Overwegingen van het Hof van Discipline
Tegen de beslissing van de Raad heeft mr. X bij beroepschrift twee grieven aangevoerd. Mr. X heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling voorts nog een aantal nieuwe grieven tegen de aangevallen beslissing ontwikkeld, doch daaraan zal voorbij dienen te worden gegaan nu die na afloop van de periode, waarbinnen beroep tegen die beslissing kon worden ingesteld, zijn aangevoerd.
Blijkens de eerste grief is mr. X van mening dat de Raad bij zijn beslissing
er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de belangen van zijn cliënt, gelegen in de mogelijkheid van cumulatieve beslagen en in het versterken van zijn onderhandelingspositie, er aan in de weg stonden dat hij het beslag zonder meer beperkte. In dat verband heeft mr. X erop gewezen dat klager niet heeft aangeboden terzake zekerheid te stellen.
Blijkens de tweede grief is mr. X subsidiair van mening dat de Raad bij zijn beslissing er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat zijn bemoeie – nissen met het beslag plaatshadden in het kader van vervanging van zijn patroon tijdens diens vakantie en dat hij zich in die periode aan het begin van zijn stage bevond.
Zulks leidt ertoe dat de Raad naar de mening van mr. X had dienen te volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder terzake een maatregel op te leggen.
Wat grief 1 betreft stelt het Hof voorop dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de wederpartij ervan behoort te worden uitgegaan, dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zulks staat er echter niet aan in de weg dat de eerste grief wordt verworpen. In de aangevallen beslissing is immers niet geoordeeld dat mr. X zonder meer het conservatoire beslag had dienen te beperken tot het maximum, waartoe verlof was verleend. Met mr. X is het Hof van oordeel dat hij terzake dusdanige voorwaarden mocht en moest stellen dat de rechtmatige belangen van zijn cliënt niet werden geschonden. Waar het ten deze om gaat is dat mr. X, toen hem door klager werd gevraagd mee te werken aan partiële opheffing van het beslag, daaraan geen enkele medewerking heeft gegeven, maar zich ertoe heeft beperkt aan klager mede te delen dat hij in kort geding op kon komen tegen het beslag. Zulks hoewel hem duidelijk moet zijn geweest, althans hem daags daarna schriftelijk werd medegedeeld, dat beslag was gelegd op een rekening waarop ƒ 57.000 werd geadministreerd terwijl door de president van de arrondissementsrechtbank toestemming was verleend voor het leggen van beslag voor een vordering die inclusief rente en kosten was begroot op ƒ 25.000.
Aldus heeft mr. X onvoldoende rekening gehouden met de rechtmatige belangen van zijn wederpartij, nu hij, zoals ook uit zijn eigen stellingen blijkt, zonder de belangen van zijn eigen cliënt ook maar in enige mate te schaden (integendeel!) had kunnen meewerken aan opheffing van het beslag tegen het stellen van zekerheid. Rekening houdende met het feit dat klager op dat moment kennelijk geen rechtsbijstand genoot, had zulks voor mr. X aanleiding moeten zijn constructieve voorstellen terzake te doen aan klager. Door zulks na te laten heeft mr. X niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De tweede grief van mr. X is daarentegen terecht voorgesteld. Rekening houdend met het feit dat klager ten deze slechts insprong voor zijn patroon, dat hij nog maar korte tijd als advocaat was ingeschreven en dat hij klager er wel op heeft gewezen dat hij in kort geding kon opkomen tegen het beslag, is er naar het oordeel van het Hof geen reden om mr. X terzake een maatregel op te leggen.
Beslissing
Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende:
– vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 17 april 2000 voorzover daarbij aan mr. X is opgelegd de maatregel van enkele waarschuwing;
– bekrachtigt de beslissing voor het overige.