Hof van Discipline, 8 juni 2001, nr. 3131
(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, Orie en Gründemann)
Raad van Discipline te Leeuwarden, 4 februari 2000
(mrs. Van Riessen, Dorhout, Van Duursen, Hemmes en Van der Kwaak-Warmelink)
Vraag van een advocaat aan een derde om een brief niet te schrijven. Aldus maakt de advocaat de derde niet op ontoelaatbare wijze deelgenoot van de onderlinge strijd tussen zijn cliënt en klager, mede in aanmerking genomen dat aannemelijk is geworden dat de derde reeds een rol in (de culminatie van) het conflict speelde. Door klager in een processtuk als despoot aan te duiden, heeft de advocaat, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, zich niet onnodig grievend uitgelaten en derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
– Advocatenwet artikel 46 (1.1 beleidsvrijheid, 3.1 vrijheid van handelen, 3.3.1 grievende uitlatingen, 3.4 jegens tegenpartij in acht te nemen zorg).
– Gedragsregels 1, 31.
Feiten
In een arbeidsgeschil tussen Y, voor wie mr. X als raadsman op trad, en de besloten vennootschap Autobedrijf Z, waarvan klager directeur/ aandeelhouder is, heeft mr. X naar aanleiding van het door de besloten vennootschap Z aan Y gegeven ontslag op staande voet aan de importeur een brief geschreven, waarin hij onder meer vraagt zich te onthouden van een brief aan Z. Klager klaagt erover dat mr. X in zijn brief aan de importeur hem in een kwaad daglicht heeft gesteld. Voorts heeft mr. X klager onnodig gegriefd door hem in het bij de kantonrechter ingediende verweerschrift een despoot te noemen.
Overwegingen Raad
Het verweer van mr. X dat na verloop van ongeveer 1 jaar na het gewraakte optreden de redelijke termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend is overschreden, wordt verworpen. Het stond mr. X vrij in het belang van zijn cliënt bij de importeur te informeren of en zo ja wat zij over zijn cliënt aan klager had te rapporteren. Mr. X heeft het daarbij echter niet gelaten. Hij heeft de importeur deelgenoot gemaakt van de onderlinge strijd tussen zijn cliënt en klager. Hij heeft getracht de importeur voor zijn cliënt te winnen door in zijn brief mededelingen te doen over de bedrijfsvoering van klager. Met deze (en andere voor de brief niet relevante) opmerking(en) over klager heeft mr. X de door de jurisprudentie getrokken grenzen van de hem als advocaat toekomende vrijheid overschreden. Door klager in het verweerschrift een despoot te noemen heeft mr. X eveneens de grenzen overschreden. In het licht van de door mr. X in het verweerschrift geschetste werksfeer binnen het bedrijf van klager, had het bezigen van het woord despoot geen toegevoegde waarde.
Volgt
Gegrondverklaring klager van de klacht in beide onderdelen en oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.
Overwegingen Hof
Naar mr. X onweersproken heeft gesteld, speelde het standpunt van de importeur omtrent de werkzame aanwezigheid van zijn cliënt Y in het autobedrijf van klager (die als dealer van de Importeur functioneerde) een rol bij het verlenen van het ontslag op staande voet. In dat verband beschikte mr. X naar hij ook onweersproken heeft gesteld, over aanwijzingen dat de importeur schriftelijk aan klager zou berichten dat diens dealerschap gevaar liep als Y verder in het bedrijf van klager werkzaam zou zijn. Onder deze omstandigheden stond het mr. X vrij de importeur ertoe te bewegen zich te onthouden van het schrijven van een dergelijke brief (die zou kunnen dienen tot rechtvaardiging van het aan klager gegeven ontslag op staande voet). In zijn brief heeft mr. X de visie van zijn cliënt gegeven op de oorzaken van de spanningen binnen het bedrijf tussen klager en zijn cliënt en de weerslag die dat had op de invulling van het dealerschap. Niet kan worden gezegd dat mr. X de importeur daarbij op ontoelaatbare wijze deelgenoot heeft gemaakt van de onderlinge strijd tussen zijn cliënt en klager, mede in aanmerking genomen dat aannemelijk is geworden dat de importeur reeds een rol in (de culminatie van) het conflict speelde. Met zijn zeer kritische kanttekeningen bij het functioneren van klager heeft mr. X de grenzen van het toelaatbare bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt niet overschreden. Door in zijn verweerschrift onnodig de bedrijfsvoering van klager, in het bijzonder ten aanzien van de ruimte die hij liet voor de initiatieven van zijn personeel, als die van een despoot aan te duiden, heeft mr. X niet de gewenste op zakelijkheid gerichte distantie betracht, een houding die het Hof ook enigszins in de met betrekking tot het eerste onderdeel van de klacht behandelde brief ontwaart. In het gebezigde zinsverband en in het licht van de achtergrond en van het gerezen conflict kan die kwalificatie hier toch niet als onnodig grievend en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar worden aangemerkt.
Volgt
Vernietiging van de beslissing van de Raad van Discipline, behoudens voorzover klager daarbij in zijn klacht ontvankelijk is verklaard, en ongegrondverklaring van de klacht in beide onderdelen.