Raad van Discipline Leeuwarden, 17 juli 2001
(mrs. Giltay, De Goede, Groenewegen, Van der Kwaak- Wamelink en Rotshuizen)
De advocaat moet overleg plegen met zijn cliënt alvorens de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken een toevoeging te beëindigen c.q. in te trekken.
– Advocatenwet 46 (1.1 beleidsvrijheid, 1.2 vereiste communicatie met cliënt) .
– Gedragsregels 5, 8, 24 lid 1.
Feiten
Bij besluit van 10 oktober 1997 heeft de Raad voor Rechtsbijstand mr. X aan klager als raadsman toegevoegd ter zake van echtscheiding met nevenvorderingen. Op 29 december 1999 heeft mr. X met een daarvoor bestemd formulier verzocht deze toevoeging tussentijds te beëindigen op gronden dat klager is hertrouwd en sinds augustus 1998 samenwoont met zijn nieuwe echtgenote, die een eigen inkomen heeft, waardoor de financiële draagkracht van klager is toegenomen en zijn inkomen boven de toevoegingsgrens uitkomt. Alvorens op dat verzoek te beslissen heeft de Raad voor Rechtsbijstand klager in de gelegenheid gesteld te reageren.
Vervolgens is het verzoek afgewezen door de Raad wegens het ontbreken van nadere (financiële) gegevens. De toevoeging blijft in stand.
Klager klaagt erover dat mr. X zonder zijn toestemming en medeweten aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft verzocht de toevoeging met terugwerkende kracht te beëindigen c.q. in te trekken.
Overwegingen Raad
Naar analogie van het bepaalde in Gedragsregel 24 is de Raad van oordeel dat een advocaat die meent, dat zijn cliënt op grond van gewijzigde financiële omstandigheden niet langer meer in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, verplicht is met zijn cliënt te overleggen of er termen aanwezig zijn te trachten de verkregen gefinancierde rechtshulp te (doen) beëindigen. Mr. X heeft dit niet gedaan. Zonder vooraf met klager hierover te overleggen heeft hij een verzoek tot beëindiging c.q. intrekking van de toevoeging ingediend. Dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.
De Raad legt aan mr. X geen maatregel op, nu hij in zijn brief d.d. 17 oktober 2000 aan de deken en ook ter zitting van de Raad heeft erkend in dezen een fout te hebben gemaakt en inziet dat hij klager van zijn voornemen op de hoogte had moeten stellen.
Volgt
Gegrondverklaring van het eerste klachtonderdeel zonder oplegging van een maatregel.