Raad van Discipline Leeuwarden, 9 juni 2000
(mrs. Brouwer, Van Duursen, Groenewegen, De Groot en Rotshuizen)
Hof van Discipline, 9 november 2001, no. 3226
(mrs. Fransen, Bekkers, De Jong Schouwenburg, Vermeulen en Kiers-Becking)
Kan een advocaat die is opgetreden voor een maatschap nadien, voor het overgrote deel van de maten, optreden tegen een andere maat?
– Advocatenwet artikel 46 (2.4.2 Tegenstrijdige belangen van verschillende cliënten).
– Gedragsregel 7.
Feiten
Mr. X heeft op verzoek van de accountant van een maatschap van negen medisch specialisten een (nieuw) maatschapscontract ontworpen, dat in maart met die maten is besproken. Toen is afgesproken dat de maten het concept in eigen kring met eigen adviseurs zouden kunnen doornemen waarna een nadere bespreking zou plaatsvinden. Die laatste werd gehouden in juni waarbij de klager, één van de maten, vertegenwoordigd werd door een eigen rechtskundig adviseur.
In de zomer ontstond een geschil tussen de (meeste) maten en de klager, onder meer over nevenverdiensten van de klager. In november/december liet mr. X namens de meeste maten aan de raadsman van de klager weten dat het voornemen bestond hem de maatschap op te zeggen.
De klacht luidde dat het mr. X, nadat hij aanvankelijk opgetreden was in opdracht van de gehele maatschap, niet vrijstond om namens een zestal leden van die maatschap de klager te laten weten dat het voornemen bestond hem de maatschap op te zeggen.
Overwegingen Raad van Discipline
Aan de orde is de vraag of mr. X – na eerst voor de volledige maatschap te zijn opgetreden als concipiënt van een nieuw maatschapscontract – vervolgens voor diezelfde maatschap, althans een zestal leden, als advocaat mocht optreden tegen de klager. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Mr. X maakt onderscheid tussen de maatschap als zodanig en de maten die tezamen de maatschap vormen. De Raad acht dit onderscheid kunstmatig, zeker bij een betrekkelijk kleine maatschap als de onderhavige.
Een maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en bovendien zijn de maten die als specialisten in een ziekenhuis samenwerken sterk op elkaar betrokken. Dit brengt mee dat mr. X, toen hij (al dan niet via de accountant) de opdracht van de maatschap tot het opstellen van een nieuw maatschapscontract aanvaardde, tevens advocaat van de maten gezamenlijk was.
Uit de notulen van de maatschapsvergadering van maart blijkt dat er binnen de maatschap kritische kanttekeningen werden gemaakt ten aanzien van de inbreng van neveninkomsten van de maatschapsleden, waaronder die van de klager. Op dat moment was er nog geen sprake van een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict.
De Raad kon het dan ook billijken dat mr. X geprobeerd heeft door middel van overleg met adviseurs te komen tot een oplossing. Gaandeweg bleek echter het belangenconflict onoverbrugbaar. Zodra derhalve mr. X had vastgesteld dat er sprake was van een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict tussen de maten onderling – hetgeen in casu het geval was – had hij zich moeten terugtrekken.
Volgt gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.
Overwegingen hof
Door tussenkomst van de accountant heeft mr. X in opdracht van de maatschap een eerste concept voor een nieuwe maatschapsovereenkomst vervaardigd en onder leiding van die accountant deelgenomen aan een bespreking daarvan met belanghebbenden, onder wie de klager.
Een en ander wettigt niet de conclusies dat mr. X vóór of op
12 maart advocaat en behartiger van belangen van de individuele leden van de maatschap is geworden en als zodanig tot die individuele leden in een door de Gedragsregels 7 lid 2 en 7 lid 3 beheerste vertrouwensrelatie is komen te staan.
Na 12 maart hebben de klager en een ander lid van de maatschap zich met het oog op de totstandkoming van een nieuwe maatschapsovereenkomst voor bijstand gewend tot een eigen rechtskundig adviseur.
Mr. X is de belangen van de overige leden van de maatschap gaan behartigen. Dit stond hem vrij. Eens te meer stond het hem vrij tegen de klager op te treden in verband met een situatie die met de totstandkoming van een nieuwe maatschapsovereenkomst niets van doen had.
Volgt vernietiging van de beslissing van de raad en ongegrondverklaring van de klacht.
Noot
Deze casuspositie vertoont enige overeenkomst met die in Hof van Discipline 5 december 1994, no. 1901, Advocatenblad 1995, p. 804, waarin het hof overwoog, dat, omdat het belang van de vereniging het gemeenschappelijk belang van alle leden omvat, het een advocaat niet vrijstaat om voor de vereniging én het lid met een beslissende stem op te treden tegen een lid met een minderheidsbelang, ook niet wanneer dat lid wordt bijgestaan door een eigen advocaat.
Nu blijkt het Hof anders te beslissen.
Het argument dat het geschil in november een geheel andere situatie betrof, die niets met de totstandkoming van een nieuw maatschapscontract te maken had kan, in het licht van de beslissing van de Raad, niet echt overtuigen.