Hof van Discipline, 7 september 2001, nr. 3123

(mrs. Zwitser-Schouten, Meeter, Van Griensven, Scheltema en Hooykaas)

Raad van Discipline Arnhem, 17 januari 2000

(mrs. De Jong, Bosma, Van Halder, Knüppe en Van de Loo)

 

Niet-ondernemen van enige actie gedurende vier jaar.

– Advocatenwet art. 46 (1.2 Vereiste communicatie met de cliënt; 1.4.1 Termijnen).

– Gedragsregels 4 en 9 lid 1.

 

Feiten

Mr. X stelt bij brief van 23 februari 1993 namens klaagster ziekenhuis A aansprakelijk voor een onjuist uitgevoerde sterilisatie bij klaagster. Vanaf 1994 laat mr. X de zaak vervolgens liggen zonder nadere actie te ondernemen. Op aandringen van klaagster neemt mr. X pas in mei 1998 opnieuw actie. De verzekeraar van ziekenhuis A reageert daarop met de mededeling dat de vordering van klaagster inmiddels is verjaard. Mr. X erkent dat de zaak gedurende vier jaar aan zijn aandacht is ontsnapt maar is van oordeel dat van klaagster verwacht had mogen worden dat zij eerder met mr. X contact over de zaak zou hebben opgenomen.

 

Overwegingen Raad

Vast is komen te staan en ook erkend door mr. X, dat in elk geval na 1994 de zaak van klaagster aan zijn aandacht is ontsnapt en dat hij in die zaak geen enkele verdere actie heeft ondernomen tot mei 1998. Het behoort tot een goede taakuitoefening van de advocaat om zorgvuldig met de belangen van zijn cliënt om te gaan en de nodige voortvarendheid bij de afwikkeling van een zaak te betrachten. Het gaat zeker niet aan dat mr. X een cliënte verantwoordelijk houdt voor de voortgang van de zaak. In casu is mr. X niet zorgvuldig omgegaan met de belangen van zijn cliënt en heeft hij niet de benodigde voortvarendheid betracht bij de afwikkeling van de zaak.

 

Volgt

Gegrondbevinding van de klacht met oplegging van de maatregel van berisping.

 

Overwegingen Hof

Vaststaat dat de zaak gedurende bijna vier jaren aan de aandacht van mr. X is ontsnapt en dat ten gevolge hiervan klaagster de mogelijkheid is ontnomen om ziekenhuis A en/of de desbetreffende gynaecoloog aan te spreken. De stelling van mr. X dat dit feit geen klacht althans geen maatregel zou rechtvaardigen, nu klaagster zelf medeverantwoordelijk moet worden gehouden voor de tijdspanne waarbinnen de behandeling van de zaak heeft stilgelegen, acht het Hof onjuist. Ook indien klaagster in de periode gelegen tussen augustus 1994 en mei 1998, niet, zoals zij stelt, meerdere keren met mr. X heeft gebeld blijft het primair tot de verantwoordelijkheid van de advocaat behoren zorgvuldig met de belangen van zijn cliënt om te gaan door onder meer de nodige voortvarendheid bij de afwikkeling van een zaak te betrachten. Onder deze verantwoordelijkheid valt in elk geval het bewaken van de termijnen waarbinnen procedures geëntameerd kunnen worden. Met de verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van klaagster in dezen, schuift mr. X ten onrechte deze verantwoordelijkheid van zich af. Mr. X heeft aangegeven het in de desbetreffende periode heel druk te hebben gehad waardoor het heeft kunnen gebeuren dat de zaak is blijven liggen. Het Hof wil wel aannemen dat aan de zijde van mr. X geen opzet aanwezig is geweest. Dit doet aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van zijn (niet-)handelen evenwel niet af. De omstandigheden als hiervoor omschreven zijn dermate ernstig dat naar het oordeel van het Hof mr. X zich jegens klaagster niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klemt temeer nu mr. X de ernst van zijn handelen nog steeds niet inziet.

 

Volgt

Bekrachtiging van de beslissing van de Raad van Discipline.

Download artikel als PDF

Advertentie