Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 25 juni 2001

8037

(mrs. Robbers, Brouwer, Van den Dries, Hengeveld en Vermeulen)

Optreden van een advocaat in een echtscheiding voor beide partijen, het belang van schriftelijk vastleggen van de consequenties van het aangaan van een bepaalde regeling.

– Advocatenwet artikel 46 (1.5 vereiste van schriftelijke vastlegging, 2.1 wat in het algemeen niet betaamt, 2.4 vermijden van belangenconflicten.

– Gedragsregels 2, 7, 8.

 

Feiten

Mr. X heeft als advocaat en procureur van klager, en diens exechtgenote, hierna: A, een gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, nadat hij voor beiden een convenant heeft opgesteld. Klager heeft zich kort nadat de echtscheidingsbeschikking is uitgesproken tot een andere advocaat gewend die voor hem een verzoekschrift heeft ingediend waarin werd verzocht om nihilstelling van de alimentatie omdat het convenant tot stand zou zijn gekomen met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Mr. X heeft in deze procedure de belangen van A behartigd. Klager verwijt mr. X dat hij als gezamenlijk advocaat en procureur is opgetreden maar zijn belangen in het geheel niet heeft behartigd; dat hij niet duidelijk heeft gemaakt dat hij als advocaat van de vrouw alleen optrad en later tegen klager is gaan optreden; en dat hij heeft nagelaten klager erop te wijzen dat hij een eigen advocaat moet inschakelen, terwijl klager overspannen was en zijn belangen niet kon overzien, waardoor hij akkoord ging met een convenant dat nogal van de wet en van wat te doen gebruikelijk is afwijkt en dat voor hem zeer onvoordelig was.

 

Overwegingen Raad

Bij de beoordeling van de klacht dient voorop te staan dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn eigen cliënt behartigt. Het tuchtrecht dient er immers niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid om zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en zijn cliënt goeddunkt. Deze situatie doet zich evenwel in casu niet voor. Het staat vast dat mr. X als advocaat en procureur voor klager en A, een gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend nadat hij voor beiden een convenant heeft opgesteld, ook al heeft mr. X eerst een bespreking gevoerd met A. Ten aanzien van de verplichtingen van een gezamenlijke advocaat heeft het Hof van Discipline (2214, 08-07-96; Advocatenblad 1997, 680) vastgesteld dat een advocaat die de belangen van beide partijen in een echtscheiding behandelt grote zorgvuldigheid dient te betrachten en zich ervan dient te vergewissen dat beide partijen de inhoud van de regeling begrijpen. De advocaat dient beide partijen duidelijk te wijzen op hun wederzijdse marges en mogelijkheden en dient ervoor te waken dat wanneer één van beiden genoegen neemt met minder dan hem of haar bij de formele afwikkeling toe zou komen, deze daarin dan uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dat standpunt inneemt. In het algemeen zal het daarbij van belang zijn dat partijen schriftelijk op hun mogelijkheden en hun voorgenomen toegevingen gewezen worden naast vastlegging van de regeling welke partijen en de gezamenlijke advocaat voor ogen staat.

Het staat vast dat klager in de veronderstelling kon verkeren dat mr. X als gezamenlijk advocaat voor partijen was opgetreden en dat dit voor mr. X kenbaar was. Het stond mr. X niet vrij in de door klager aanhangig gemaakte procedure om tot nihilstelling van de alimentatie te komen, opnieuw voor A op te treden. Daarmee heeft mr. X niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Het staat vast dat in een aantal van de artikelen in het convenant afspraken zijn vastgelegd die nogal afwijken van de wettelijke bepalingen en wat te doen gebruikelijk is. Mr. X heeft niet schriftelijk vastgelegd dat klager er verstandig aan deed een second opinion in te winnen. Daarmee heeft mr. X het risico genomen dat klager zich later op het standpunt zou stellen dat hij de reikwijdte van zijn beslissingen niet kon overzien. Mr. X had klager schriftelijk en met klem moeten wijzen op het uitzonderlijk karakter van de overeengekomen regeling ten aanzien van het voortduren van de alimentatieverplichting tijdens een opvolgend huwelijk of samenwonen van A en hem schriftelijk moeten verwijzen naar een andere advocaat, die met A had kunnen bespreken of de betreffende regeling voor klager acceptabel was. Indien klager weigerde naar een andere advocaat te gaan had mr. X zulks schriftelijk aan klager dienen te bevestigen.

 

Volgt

Gegrondverklaring van de klacht in alle onderdelen en oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie