Raad van Discipline Amsterdam, 22 oktober 2001
(mrs. Kist, Van Ardenne, Remme, Breederveld en Rigters)
Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich te allen tijde professioneel opstelt, dus ook indien door een cliënt of een wederpartij een klacht tegen hem is ingediend.
– Advocatenwet art. 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
– Gedragsregel 1
Feiten
Mr. X verleent rechtsbijstand aan de ex-echtgenote van klager in een procedure die betrekking heeft op de herziening van de kinderalimentatie. In de loop van 1999 dient klager een klacht in bij de deken over mr. X. Een onderdeel van die klacht is dat mr. X in de eerdere echtscheidingsprocedure naar voren heeft gebracht dat klager zijn toenmalige echtgenote zou hebben bedreigd met zijn dienstpistool.
Mr. X schrijft naar aanleiding van de ingediende klacht een brief aan de werkgever van klager waarin hij zich op zijn beurt beklaagt over klager. Na interventie van de deken schrijft mr. X een brief aan de werkgever van klager met het verzoek de door hem ingediende klacht uit het personeelsdossier van klager te verwijderen. De klacht tegen mr. X bestaat uit vier onderdelen. Het vierde onderdeel heeft betrekking op de door mr. X ingediende klacht. De eerste drie onderdelen worden ongegrond verklaard.
Overwegingen raad
(…)
Voorzover klachtonderdeel vier klaagt over het feit dat mr. X de eer en goede naam van klager zou hebben aangetast door een klacht in te dienen bij diens werkgever acht de raad de klacht gegrond. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich te allen tijde, dus ook indien door een cliënt of een wederpartij een klacht tegen hem is ingediend, professioneel opstelt. Door een klacht van zijn – onprofessionele – wederpartij te beantwoorden met een klacht bij diens werkgever op gronden als in die klacht gebezigd heeft verweerder onprofessioneel gehandeld en daarmee de grenzen van het betamelijke overschreden. [In de uitspraak is niet te lezen wat mr. X aan de klacht in kwestie ten grondslag heeft gelegd, bew.]
Volgt
– ongegrondbevinding van de eerste drie klachtonderdelen;
– gegrondbevinding van het vierde klachtonderdeel;
– oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.