Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 10 juni 2002
(mrs. Mertens-Steeghs, Henselmans, Hegeman, Theunissen, Martens)
Advocaat blijft in gebreke met het overleggen van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en beantwoordt niet de brieven van de Deken.
– Art. 46 (2.2. Bezwaren van de deken)
– Verordening op de beroepsaansprakelijkheid art. 2 lid 1
– Gedragsregel 37
Feiten
Mr. X oefent de praktijk uit in dienst van een werkgever, een en ander als bedoeld in art. 3, 2e lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking. Mr. X beroept zich erop dat zijn werkgever verzekerd is tegen beroepsaansprakelijkheid. Mr. X beantwoordt brieven van de deken niet.
Overwegingen raad
De raad overweegt, na te hebben vastgesteld dat mr. X de brieven van de deken niet beantwoord heeft en dat onderdeel van de klacht gegrond is, ten aanzien van het bezwaar van de deken ten aanzien van de overtreding van art. 2 lid 1 van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid: Mr. X oefent de praktijk uit in dienst van een werkgever als bedoeld in art. 3, 2e lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking. Art. 2 van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid bepaalt dat de advocaat verplicht is ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid verzekerd te zijn.
Mr. X heeft overgelegd de algemene voorwaarden aansprakelijkheidsverzekering die zijn werkgever heeft gesloten. In art. 2 sub d onder ‘aard van de dekking’ staan, in het kader van de dekking opgesomd de nalatigheden, vergissingen, fouten et cetera die de verzekerde – in casu ook mr. X – mocht begaan bij de uitvoering van zijn werkzaamheden binnen zijn in de polis omschreven hoedanigheid. Dat is derhalve de hoedanigheid van werknemer en niet de hoedanigheid van advocaat en procureur.
Voorts dekt de polis niet de aansprakelijkheid voor zuivere vermogensschade of voor ideële schade door mr. X aan derden toegebracht, terwijl ook het eigen risico de wettelijke grens overschrijdt. Uit het bovenstaande volgt dat mr. X niet voldoet aan zijn verplichting als advocaat en procureur verzekerd te zijn zoals de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid voorschrijft. De raad acht het van groot belang dat de advocaat voldoet aan de eisen die gesteld zijn in de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid. Het aantal gevallen waarin beoefenaars van de vrije beroepen aansprakelijk worden gesteld neemt toe. Hierop dient de advocaat voorbereid te zijn door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten zoals in voormelde Verordening is vastgelegd. Dit versterkt bovendien het vertrouwen in de advocatuur. Mr. X is, blijkens zijn uitlatingen ter zitting, welbewust nalatig gebleven om de aan de in de onderhavige Verordening gestelde eisen te voldoen.
Volgt
Gegrondbevinding van beide klachtonderdelen en oplegging van de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 14 dagen met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op grond dat mr. X voor het einde van de proeftijd, te stellen op 2 jaar, zich aan één van de in art. 46 bedoelde gedragingen schuldig maakt of de hierna op te leggen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De raad verbindt aan deze maatregel de voorwaarde dat mr. X binnen 30 dagen na verzending van deze beslissing aan de deken aantoont dat hij voldoet aan de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid.