Hof van Discipline, 22 februari 2002, nr. 3283

(mrs. Van Griensven, Meeter, Gerritzen, Van der Hel en Schokkenbroek)

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 9 oktober 2000

(mrs. Verhoeven, Baas, Degenaar, Van Oven en Verhulst)

 

Advocaat brengt bezoek aan gedetineerde verdachte, die niet zijn cliënt is, buiten diens raadsman om en bespreekt daarbij de strafzaak. Handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

– Advocatenwet artikel 46 (2.3 Gedragingen in strafzaken)

– Gedragsregels 17, 18 en 29

 

Feiten

In een strafzaak met drie Engelse verdachten behartigde mr. X de belangen van de verdachte A. De verdachte B werd bijgestaan door de Nederlandse advocaat mr. Y. De derde verdachte C die in Engeland in detentie verbleef, werd bijgestaan door Z, een Engelse advocaat. In mei 1999 hebben mr. X en Z de verdachte B bezocht in een huis van bewaring in Nederland. Op verzoek van mr. Y heeft de rechtbank mr. X kort daarop als getuige gehoord. Met betrekking tot het bezoek aan B heeft mr. X volgens het proces-verbaal toen verklaard: ‘Het klopt dat ik de verdachte (B) heb bezocht in (het huis van bewaring). Ik was samen met een ambtgenoot, mevrouw Z uit Engeland. Zij treedt op als advocaat van de verdachte (C) die momenteel in uitleveringsdetentie zit in Engeland. Ik heb van tevoren via mijn secretaresse geprobeerd om de advocaat van B telefonisch op de hoogte te stellen van het voorgenomen bezoek, maar dat is niet gelukt. Ik neem aan dat mijn secretaresse verzocht heeft om een notitie te maken, maar ik was er niet bij, dus ik kan u dat niet zeggen. Achteraf is tot mijn spijt verzuimd om de raadsman alsnog op de hoogte te stellen van het bezoek. Ik ben op eigen initiatief op bezoek gegaan bij B. We hadden op dat moment een aanvullend proces-verbaal gekregen, met onder andere verklaringen van B en daar hadden wij vragen over. We hadden onder meer gezien dat er een heel lange verklaring van B in het dossier zat, die geheel in het Nederlands was gesteld, en zonder dat er een tolk bij aanwezig was geweest. Die verklaring riep voor ons een aantal vragen op over wat er nou precies in Engeland en Nederland was gebeurd. De raadsman van verdachte houdt mij voor dat hij kort na mijn bezoek zijn cliënt aantrof als een bang vogeltje en dat zijn cliënt tegen hem heeft gezegd dat ik en mevrouw Z zijn cliënt te verstaan hadden gegeven dat hij een andere verklaring moest afleggen. Dat is de interpretatie van zijn cliënt. Ik heb geen enkele indicatie gehad dat hij (B) zich door ons bedreigd voelde en had ook helemaal niet die intentie. Ik heb mij bij de gevangenis aangemeld en heb gevraagd of ik B kon bezoeken. Ik heb niet gezegd dat ik zijn advocaat was. Ik heb slechts gevraagd of ik hem kon bezoeken. In mijn herinnering heb ik met B diens verklaring doorgenomen en heb ik de verklaringen van zijn vrouw en zijn ouders voorgelezen. Dat alles heeft ruim een uur geduurd, omdat het vertalen vrij veel tijd kostte. Mij bleek dat B het niet eens was met delen van zijn in het Nederlands gestelde verklaring’. In het kader van zijn onderzoek heeft de deken in het huis van bewaring een bezoek gebracht aan B, naar aanleiding van welk bezoek B de volgende verklaring heeft afgelegd: ‘Some time before 18 May 1999, I do not recall the date, a prison guard told me that my lawyer was there to see me, I changed clothing and went to an interview room. I was shocked to see not my lawyer (…) but two other persons, a man and a woman. My lawyer had not announced their visit. The man, who introduced himself as Mr. X, did not immediately present himself as the lawyer for C, a cosuspect, but only later. He introduced the woman as an English sollicitor. I cannot recall her name, no business card was given. Mr. X made small talk for some time. Thereafter he said that he was the lawyer for C and A, co-suspects. He read tot me some statements made in this case and said that nobody would believe my statements. He added that people were not happy with what I had said. He said that I had said too much in my statements and that I should not have said what I did. Mr. (X) was not very direct. He had a way with words and was moving in circles. He said that he believed me, but that nobody else would. He said that I would go to jail anyhow, whatever I said. I remember him saying: “You will be in jail this Christmas, next Christmas, and God knows how many Christmases thereafter”. He questioned the wisdom of my statements. He asked me if it would not be better if he would represent me as well, all three of us.’

 

Klacht

De ambtshalve klacht luidt:

a) Mr. X heeft voorafgaande aan de strafzitting toegang gezocht en verkregen tot een (mede)verdachte in de strafzaak, niet zijn cliënt, en de advocaat van die medeverdachte noch tevoren om toestemming voor dat gesprek gevraagd, of hem althans van dat voornemen in kennis gesteld, noch na dat gesprek, vóór de zitting, contact met die advocaat opgenomen.

b) Mr. X heeft bij het bezoek aan die medeverdachte B het personeel van (het huis van bewaring) in de waan gebracht, althans gelaten, dat hij de heer B bezocht in zijn kwaliteit van (diens) advocaat en aldus misbruik gemaakt van zijn vertrouwenspositie.

c) Mr. X heeft de heer B op onaanvaardbare wijze onder druk gezet, zoals uit de door deze getekende verklaring blijkt.

 

Overwegingen raad

A) Vaststaat dat mr. X in het huis van bewaring een bezoek heeft gebracht aan B zonder toestemming van diens raadsman en met hem zijn zaak en de eventuele strafmaat heeft besproken. De raad acht dit in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt. Het gaat immers om de cliënt van een andere advocaat. Een dergelijke handelwijze is des te ernstiger indien de belangen van die medeverdachte strijdig zijn aan die van de eigen cliënt, hetgeen in deze zaak bepaald aannemelijk voorkomt. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

B) Niet is komen vast te staan dat mr. X zich bij zijn bezoek heeft voorgedaan als advocaat van B. Bovendien blijkt uit het door de deken ingestelde onderzoek niet dat het huis van bewaring slechts de eigen advocaten toelaat tot de gedetineerden. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

C) Alhoewel mr. X tijdens diens onderhoud met B op diens zaak is ingegaan, staat daarmee niet vast dat mr. X daarbij B onder druk heeft gezet. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De raad legt aan mr. X de maatregel op van berisping.

 

Overwegingen hof

De deken appelleert voorzover de raad klachtonderdeel c) ongegrond heeft verklaard. Hij verwijst daarbij naar de door B ondertekende verklaring die een weergave is van het gesprek dat de deken met B heeft gevoerd. ‘Als de raad op dit punt meende dat onvoldoende bewijs was bijgebracht had zowel de heer B als zijn advocaat kunnen c.q. moeten worden gehoord’.

Het hof overweegt dienaangaande het volgende.

Ter zitting van het hof heeft mr. X erkend dat hij aan de heer B heeft gezegd, dat niemand diens verklaringen zou geloven en dat hij voorts mededelingen heeft gedaan over de straf, die in dit soort zaken naar Nederlands strafrecht pleegt te worden opgelegd. Het hof stelt voorop dat mr. X zich van dit soort uitlatingen had dienen te onthouden. Hij had zich moeten realiseren dat zijn bezoek aan de heer B, een buitenlandse gedetineerde en bovendien niet zijn cliënt, en diens reactie daarop complicaties bij de behandeling van de strafzaak zouden kunnen geven. Voor het hof is echter niet komen vast te staan welke motieven mr. X met zijn bezoek heeft gehad anders dan de door hem vermelde (begeleiding Engelse sollicitor, mededelen resultaat rogatoire commissie). Deze zijn naar het oordeel van het hof niet af te leiden uit de verklaring die de heer B jegens de deken heeft afgelegd. Uit die verklaring blijkt evenmin dat heer B op onaanvaardbare wijze onder druk is gezet.

 

Volgt

Bekrachtiging.

Download artikel als PDF

Advertentie