Raad van Discipline Arnhem, 3 juni 2002

(mrs. Van Ginkel, Brandsma, Dam, Harenberg en Knüppe)

 

De advocaat die een brief schrijft aan de rechter, nadat de behandeling van de zaak is gesloten, en zonder de advocaat van de wederpartij daarover in te lichten, handelt in strijd met de in de Gedragsregels verankerde beginselen van fair play en equality of arms.

– Artikel 46 Advocatenwet (5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)

– Gedragsregels 14, 15

 

Feiten

Mr. X staat een werknemer van klager bij in een ontbindingsprocedure.

Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak ontstaat discussie over het in het geding brengen van stukken door mr. X en door de raadsman van klager. De producties die mr. X in het geding wil brengen worden geweigerd, waarna commotie ontstaat en mr. X de zitting verlaat en in de wachtkamer plaatsneemt, met het oog op de mogelijkheid van voortzetting van de behandeling. De zitting wordt evenwel niet heropend. Daags daarop schrijft mr. X aan de kantonrechter een brief, waarvan hij geen kopie zendt aan de raadsman van klager. In zijn brief klaagt mr. X erover, dat de kantonrechter de partijen niet gelijkwaardig heeft behandeld door aan mr. X te weigeren stukken in het geding te brengen, terwijl dat aan de raadsman van klager wel zou zijn toegestaan. Mr. X stelt daarom voor dat de kantonrechter zich onmiddellijk aan de zaak onttrekt, het nemen van een beslissing achterwege laat en de zaak verwijst naar een ander kantongerecht. Bij gebreke van een positieve reactie, aldus mr. X, rest hem niet anders dan de wraking van de kantonrechter te verzoeken. De kantonrechter heeft daarop mr. X uitgenodigd voor een gesprek, wat tot resultaat heeft dat mr. X alsnog, diezelfde dag, een ordner met diverse bescheiden ter griffie van het kantongerecht heeft gedeponeerd. In zijn begeleidende brief schrijft mr. X aan de Kantonrechter onder meer:

‘… bericht ik u hiermede dat voor wat mij en cliënt betreft de kwestie tot volle tevredenheid als afgehandeld kan worden beschouwd, temeer daar tijdens ons gesprek bleek dat een en ander ook nog deels op een misverstand berustte. Mijn (eerdere) brief kunt u dan ook als niet-verzonden beschouwen.’

Ook van deze brief heeft mr. X geen afschrift aan de raadsman van klager gestuurd, en evenmin deze over de inhoud van zijn brief en het deponeren van de stukken geïnformeerd. De kantonrechter blijkt het standpunt te hebben ingenomen dat hij de wederpartij nog de gelegenheid zou bieden op de stukken te reageren, indien hij zou besluiten daarvan kennis te nemen, maar hij heeft daarvan afgezien. De klager beklaagt zich erover dat mr. X, ondanks zijn bekendheid met de bezwaren van zijn wederpartij, stukken in het geding heeft gebracht zonder die wederpartij daarover te informeren en zonder er rekening mee te houden dat de wederpartij op die stukken zou moeten kunnen reageren. Het tweede klachtonderdeel houdt in dat mr. X, nadat om een uitspraak was gevraagd, zonder medeweten en toestemming van de wederpartij een afspraak met de kantonrechter heeft gemaakt en met deze overleg heeft gepleegd.

Het derde onderdeel van de klacht houdt in dat mr. X, nadat een datum voor de beschikking was gevraagd, zich tweemaal tot de kantonrechter heeft gewend, door middel van brieven, zonder een kopie aan de advocaat van de wederpartij te zenden en zonder daartoe aan de wederpartij om toestemming te vragen.

 

Overwegingen van de raad

Nadat mr. X de zitting had verlaten en hij niet was teruggeroepen, had mr. X moeten begrijpen dat de behandeling van de zaak was gesloten en dat uitspraak zou worden gedaan. De behandeling van een ontbindingsverzoek voorziet immers slechts in één schriftelijke ronde en één mondelinge behandeling. Door zich vervolgens zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden heeft mr. X gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit beginsel is ook met zoveel woorden neergelegd in de Gedragsregels 1992. Mr. X heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij met zijn brief de intentie had om te wraken, en dat de wrakingsprocedure niet voorziet in een informatieverplichting jegens de wederpartij. Dat verweer gaat echter niet op, alleen al omdat de eerste brief van mr. X geen wrakingsverzoek is maar een verzoek aan de kantonrechter om zich aan de zaak te onttrekken. Mr. X had moeten begrijpen dat hij zo’n verzoek niet zonder toestemming van, laat staan geheel buiten de (advocaat van de) wederpartij om had mogen doen. Dat geldt ook voor al hetgeen in het vervolg op die brief is gepasseerd, te weten het gesprek met de kantonrechter, het depot en de daarbijbehorende brief van mr. X. Ook wanneer mr. X redenen had om aan te nemen dat nog niet om een uitspraak was gevraagd, stond het hem niet vrij om zich eenzijdig zonder afschrift van zijn brief aan de wederpartij tot de kantonrechter te wenden en de wederpartij onkundig te houden van de communicatie die in het vervolg op die brief tussen hem en de kantonrechter heeft plaatsgevonden. Zulks is in strijd met de in de Gedragsregels verankerde beginselen van fair play en equality of arms. De klacht is dan ook in zijn geheel gegrond. Mr. X wordt terzake de hierna te noemen maatregel opgelegd.

 

Volgt

Gegrondbevinding van de klacht; aan mr. X wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Download artikel als PDF

Advertentie