Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 18 maart 2002

(mrs. Houterman, Erkens, Hegeman, Goumans, Peeters)

Diverse perikelen bij het confraternele verkeer.

– Advocatenwet artikel 46 (5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)

– Gedragsregels 12, 15, 17, 18, 19

Feiten

Mr. Y treedt op als advocaat voor de curator in een faillissement. Mr. X verleent rechtsbijstand aan de failliet. Mr. Y heeft de navolgende klachten over het optreden van mr. X:

1a. mr. X heeft zich tot de rechter gewend zonder afschrift van zijn brieven aan mr. Y te doen toekomen bij bezwaar tegen toepassing van het versneld regime en

b. in het kader van een art. 69 Fw-verzoek aan de rechter-commissaris en het tegen diens beslissing bij de rechtbank ingestelde beroep;

2. mr. X heeft bij het aanhangig maken van een kort geding in verband met een conservatoir beslag verzuimd aan de curator respectievelijk zijn raadsman, mr. Y, om verhinderdata te vragen;

3. mr. X heeft zich met regelmaat rechtstreeks tot de curator gewend;

4. mr. X heeft tijdens een comparitie van partijen confraternele corres pondentie voorgelezen en erop gestaan dat die brieven aan het proces-verbaal van de comparitie werden gehecht.

Overwegingen van de raad

Ad 1a: mr. X heeft zich rechtstreeks gewend tot de rolrechter teneinde bezwaar te maken tegen toepassing van versneld regime. De rolrechter neemt een beslissing over het verzoek tot toepassing van het versneld regime. Ook op een bij de rolrechter aanhangig geding is Gedragsregel 15 van toepassing, zodat mr. X zich in dezen ten onrechte rechtstreeks tot de rechter heeft gewend zonder mr. Y hiervan gelijktijdig een afschrift toe te zenden. Op dit onderdeel acht de raad de klacht gegrond.

Ad 1b: ten aanzien van een verzoek ex artikel 69 Fw merkt de raad op dat het in dezen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat mr. X geen afschrift van zijn verzoek aan mr. Y heeft gezonden aangezien het hier een beschikking van de rechter-commissaris betreft.

Ad 2: de raad overweegt dat het in het verkeer tussen advocaten gebruikelijk is om de advocaat van de wederpartij om verhinderdata te vragen in geval van het opstarten van een kortgedingprocedure. Hoewel de raad het niet fatsoenlijk acht zulks na te laten kan de raad deze handeling niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar aanmerken, zodat de raad dit onderdeel van de klacht als ongegrond zal afwijzen.

Ad 3: voorzover het zaken buiten rechte betreft staat het een failliet, dan wel de advocaat van een failliet vrij rechtstreeks contact op te nemen met de curator. De raad kan bij de door mr. Y aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende vaststellen of mr. X rechtstreeks contact heeft opgenomen met de curator in aangelegenheden betreffende de aanhangige procedures dan wel in andere aangelegenheden. Waar de klacht in dit onderdeel te weinig gespecificeerd is zal de raad dit onderdeel van de klacht als ongegrond dienen af te wijzen.

Ad 4: in een rechtsgeding waarin de curator zich laat bijstaan door een advocaat zijn de gedragsregels tussen de advocaat van die curator en de advocaat van de failliet van toepassing. Het was mr. X conform Gedragsregel 18 niet toegestaan een brief van mr. Y tijdens een comparitie van partijen voor te lezen dan wel over te leggen. De raad acht de klacht op dit onderdeel gegrond.

Beslissing

De raad acht de onderdelen 1a en 4 van de klacht gegrond en legt terzake de maatregel van enkele waarschuwing op. Voor het overige wijst de raad de klacht als ongegrond af.

Noot

‘Waar redelijkerwijs mogelijk voert hij overleg over het tijdstip van behandeling van een zaak’, aldus de laatste volzin van Gedragsregel 19. Het is niet goed te begrijpen waarom de raad, in het licht van deze bepaling, het weliswaar onfatsoenlijk vond van mr. X dat hij een tijdstip voor de behandeling van een kort geding vroeg zonder mr. Y te raadplegen maar die nalatigheid tuchtrechtelijk niet verwijtbaar achtte. Dat is des te onbegrijpelijker nu de raad, bij de bespreking van de klachtonderdelen 1a en 4, de Gedragsregels 15 en 18 expliciet dan wel impliciet ‘van toepassing’ verklaart. Daarmee wordt, in afwijking van gangbare opvattingen over de status van de gedragsregels, de indruk gewekt alsof het gaat om voorschriften met kracht van wet in plaats van om de vastlegging van wat in de beroepsgroep voor gebruikelijk en correct wordt gehouden.

GJK

Download artikel als PDF

Advertentie