Raad van Discipline Arnhem, 12 november 2001
(mrs. Van der Hulst, Baks, Bosma, Brandsma en Langeler)
Diffamerende stellingen
Informatieplicht van een advocaat?
– Advocatenwet art. 46 (3.3.1 grievende uitlatingen)
– Gedragsregels 30 en 31
– (Art. 21 Rv.)
Feiten
Mr. X trad op als advocaat van een cliënte met een vordering tegen de klager, de WAM-verzekeraar, ter zake van een ongeval op 30 oktober. Bij memorie van grieven heeft mr. X onder meer aangevoerd dat de klager in de voorfase van de procedure medisch deskundigen heeft voorgesteld die niet door zijn cliënte konden worden geaccepteerd vanwege hun vaak dubieuze wijze van onderzoek en rapporteren, alsmede dat enkele van de door klager voorgestelde medici in het verleden tuchtrechtelijk veroordeeld zijn voor hun handel- en werkwijze. Tevens heeft mr. X in die memorie van grieven gesteld dat de klager juist die medici voorstelde als deskundigen van wie klager wist dat zij vermeld stonden op een ‘zwarte lijst’ van medici die circuleert binnen slachtofferrechtsbijstandskringen. Op 30 december is de cliënte van mr. X nogmaals een ongeval overkomen. Zowel de klager als mr. X was daarvan op de hoogte. Van de door dat ongeval geleden schade heeft de cliënte een schadevergoeding van een andere verzekeraar ontvangen.
De klacht is tweeledig:
– Mr. X heeft voor de klager diffamerende stellingen geponeerd in een procedure zonder daarvoor voldoende bewijs bij te brengen.
– Mr. X heeft bewust informatie, die hij spontaan aan de klager had moeten verstrekken, verzwegen.
Overwegingen raad
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overwoog de raad dat vast is komen te staan dat mr. X met zijn bij memorie van grieven gedane uitlating dat enkele van de door klager voorgestelde medici tuchtrechtelijk veroordeeld zijn, uitsluitend op één bepaalde medicus gedoeld heeft. Mr. X heeft daarmee de werkelijkheid geweld aangedaan en onjuiste informatie verstrekt, welke onjuistheid hij kende, zodat hij gehandeld heeft in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overwoog de raad dat vast is komen te staan dat zowel klager als mr. X wist dat de cliënte van mr. X op 30 december een tweede ongeval heeft gehad. Niet is komen vast te staan dat de klager mr. X verzocht heeft om aan hem informatie te ver – strekken over de gevolgen van dit tweede ongeval voor de cliënte van mr. X.
Niet kan worden aangenomen dat mr. X, als advocaat van de wederpartij van klager, een spontane informatieplicht ten opzichte van de klager heeft om (mogelijk voor zijn cliënte nadelige) informatie te verstrekken.
Volgt
Gegrondverklaring van het eerste onderdeel, met oplegging van een enkele waarschuwing, en ongegrondverklaring van het tweede onderdeel.
E.