Hof van Discipline, 3 mei 2002, nr. 3660

(mrs. Zwitser-Schouten, Heidinga, De Leeuw, Goslings en Gründemann)

Raad van Discipline Amsterdam, 5 februari 2001

(mrs. Kist, Van Ardenne, Breederveld, Knipscheer en Wiarda)

 

Indiening van klacht door dochter namens haar vader tijdens diens leven. Het overlijden van de vader brengt geen wijziging in de ontvankelijkheid van de klacht.

– Advocatenwet art. 46 (6. Tuchtprocesrecht)

 

Feiten

Klaagster dient namens haar vader een klacht in tegen mr. X over diens optreden in de echtscheidingsprocedure tussen haar ouders. Vijf maanden na indiening van de klacht overlijdt de vader.

 

Overwegingen raad

Niet is gebleken dat mr. X bij de hem verweten gedragingen (mede) handelde als advocaat van klagers dochter, noch dat hij daarbij (mede) de belangen van klagers dochter behartigde. In zoverre is er dus geen sprake van een eigen belang aan de zijde van klagers dochter bij de tuchtrechtelijke beoordeling van de aan mr. X verweten gedragingen. Het klachtrecht dient als een hoogst persoonlijk, niet voor vererving vatbaar recht te worden aangemerkt. Nu de dochter van klager als diens erfgenaam de klacht wenst te handhaven moet geoordeeld worden dat zij daarbij geen persoonlijk belang heeft en dient zij daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

Volgt

Niet ontvankelijkverklaring van klaagster.

 

Overwegingen hof

Vaststaat dat klaagster de klacht van haar vader namens deze bij diens leven heeft ingediend en dat de klacht ter kennis van de raad is gebracht toen de vader van klaagster nog leefde. De vader van klaagster heeft dus bij diens leven door middel van klaagster in feite gebruik gemaakt van zijn klachtrecht, dat, zoals de raad op zichzelf terecht heeft overwogen, hoogst persoonlijk en niet voor vererving vatbaar is.

Onder die omstandigheden valt niet in te zien op grond waarvan de reeds ingediende en ter kennis van de raad gebrachte klacht van de vader van klaagster per datum van diens overlijden van rechtswege als vervallen of ingetrokken zou moeten worden beschouwd. Met name geldt dit nu klaagster (een van de) erfgename(n) van haar vader die reeds ter kennis van de raad gebrachte klacht uitdrukkelijk wenst door te zetten. Anders dan in de overweging van de raad ligt besloten doet zich hier niet het geval voor dat een erfgenaam pas na het overlijden van de erflater gebruik maakt van diens klachtrecht. Bij dit alles kan in het midden blijven of klaagster bij de klacht van haar vader een eigen persoonlijk belang heeft.

 

Volgt

Vernietiging van de beslissing van de raad, ontvankelijkverklaring van klaagster in de namens wijlen haar vader bij diens leven tegen mr. X ingediende klacht en verwijzing van de zaak ter afhandeling en afdoening naar de raad.

Download artikel als PDF

Advertentie