Hof van Discipline, 21 december 2001, nr. 3277

(mrs. Fransen, Bekkers, Thunnissen, Boumans en Knottnerus)

Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 2 oktober 2000

(mrs. Mertens-Steeghs, De Bont, Erkens, Ten Brummelhuis en Van Dooren)

Voorzitter van de Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 12 april 2000

(mr. Koster-Vaags)

 

Privé-gedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk relevant wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden als bij de praktijkuitoefening door de advocaat, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

– Advocatenwet art. 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt) en art. 46h, leden 2 en 4

– Gedragsregel 1

 

Feiten

Klager treedt in onderhandeling met de ouders van mr. X over de verkoop van een aan hen toebehorende onroerende zaak. Mr. X is aanwezig wanneer klager de woning bezichtigt terwijl enige dagen later een bespreking wordt gearrangeerd ten kantore van mr. X waarbij klager, mr. X en diens ouders aanwezig zijn. De vader van mr. X is eveneens advocaat.

De ouders van mr. X gaan vervolgens met vakantie, waarna telefonisch onderhandeld wordt tussen klager en mr. X. Mr. X bevestigt schriftelijk de in dat telefoongesprek gemaakte afspraken. Klager bevestigt dat hij met de inhoud akkoord is maar komt achteraf tot de conclusie dat de gemaakte afspraken in die vastlegging niet correct zijn weergegeven. Hij beklaagt zich erover dat mr. X hem misleid en bedrogen heeft, door de gemaakte afspraken niet correct weer te geven.

 

Beslissing van de voorzitter

De kern van de klacht van klager houdt in dat mr. X niet juist heeft weergegeven wat tussen klager en de ouders van mr. X was overeengekomen. Met name betreft zulks de vraag of uitdrukkelijk was overeengekomen dat de koper de kosten van de splitsingsakte mede zou dragen of dat was overeengekomen dat de koper (klager) de kosten van de transportakte – en dus niet de kosten van de voorafgaande splitsingsakte – zou dragen. Dit betreft gezien de verschillende standpunten van klager en mr. X daaromtrent een geschil van civielrechtelijke aard.

De beoordeling van de klacht of mr. X klager daaromtrent heeft misleid of bedrogen hangt geheel af van de beantwoording van de vraag wat tussen klager en mr. X namens zijn ouders is overeengekomen. Het tuchtrecht leent zich niet voor een uitvoerig onderzoek ter beantwoording van dit civielrechtelijk geschil. Derhalve zal deze klacht kennelijk niet-ontvankelijk moeten worden afgewezen.

 

Beslissing van de raad

Volgens artikel 46h lid 2 der Advocatenwet is door het verzet de beslissing van de voorzitter vervallen en zal de raad de klacht in zijn geheel moeten beoordelen.

Privé-gedragingen van een advocaat worden alleen dan van tucht – rechtelijk belang geoordeeld, wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Uit de stukken blijkt dat mr. X bij de verkoop van het pand zijn ouders bij hun afwezigheid heeft vertegenwoordigd. Zijn handelen deed hij derhalve niet als advocaat doch als privé-persoon. De raad acht derhalve onvoldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening van mr. X aanwezig.

Uit de stukken blijkt niet dat mr. X zich in het licht van zijn beroepsuitoefening ongeoorloofd heeft gedragen. Er is slechts een tegenstrijdige opvatting tussen klager en mr. X ten aanzien van de vraag wat is overeengekomen terzake de kosten van de splitsingsakte. De raad zal de klacht alsnog als ongegrond afwijzen.

 

Beslissing van de raad

De raad wijst de klacht als ongegrond af.

 

Overwegingen van het hof

De raad heeft geoordeeld dat mr. X niet als advocaat doch als privépersoon handelde nu uit de stukken blijkt dat verweerder bij de verkoop zijn ouders bij hun afwezigheid heeft vertegenwoordigd. Het hof deelt dit oordeel en neemt daarbij tevens in aanmerking:

dat de ouders van mr. X bij de eerste bespreking hebben medegedeeld dat zij op het punt stonden met vakantie te vertrekken en dat daarom hun zoon (mr. X) aanwezig was die tijdens hun vakantie als hun vertegenwoordiger zou optreden;

dat klager mr. X des avonds thuis opbelde om over de verkoop te spreken;

dat mr. X de transactie op blanco papier namens zijn ouders heeft bevestigd, waarbij het privé-adres van de ouders van mr. X en niet het kantooradres van mr. X is vermeld.

De omstandigheid dat op voorstel van de moeder van mr. X voormelde eerste bespreking tussen klager enerzijds en de ouders van mr. X en mr. X anderzijds heeft plaatsgevonden op het kantoor, waar mr. X en zijn vader als advocaat praktijk houden is onvoldoende aanknopingspunt om te oordelen dat mr. X in deze zaak als advocaat van zijn ouders optrad.

De raad heeft met juistheid het criterium gehanteerd dat privé-gedragingen van een advocaat alleen dan tuchtrechtelijk relevant zijn wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden als bij de praktijk – uitoefening door de advocaat, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

Er zijn in deze zaak onvoldoende aanknopingspunten met de

praktijk uitoefening van mr. X om de gedragingen te beoordelen als

waren het gedragingen van mr. X als advocaat. De vraag of sprake is van een gedraging die voor mr. X in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht

beantwoordt het hof eveneens ontkennend.

Mr. X heeft aan klager een bevestiging gezonden van de op 17 april 1999 gemaakte afspraken. Daarbij heeft mr. X vermeld dat was afgesproken een ‘koopprijs van ƒ 490.000 kosten (inclusief kosten splitsingsakte) koper. De notaris die met de notariële levering en het verlijden van de splitsingsakte wordt/is belast zal zijn … et cetera’. Voorts bevestigt mr. X dat de voor de splitsing noodzakelijke bouwkundige voorziening voor rekening van verkoper zullen worden uitgevoerd. Mr. X besluit met de zinsnede dat hij hoopt met het vorenstaande de gemaakte afspraken correct te hebben weergegeven. Klager heeft deze bevestiging voor akkoord getekend en aan mr. X retour gezonden. Ter zitting is op verzoek van klager een bandopname beluisterd van een telefoongesprek tussen klager en mr. X. Een uitdrukkelijke afspraak over de kosten van de splitsingsakte komt in dat gesprek niet voor, wel een passage over de kosten van de voor de splitsing nodige verbouwingswerkzaamheden. Mr. X heeft gesteld dat er dezelfde dag meerdere telefoongesprekken zijn geweest en dat in een ander telefoongesprek aan de orde is gekomen dat de kosten van de notariële akte van splitsing voor rekening van klager zouden zijn. Dat sprake zou zijn van een misleidende of bedrieglijke bevestiging is naar het oordeel van het hof uit een en ander niet komen vast te staan, evenmin als de juistheid van de stelling van klager dat in afwijking van de door hem voor akkoord ondertekende bevestiging (die op het punt van de kosten van de notariële splitsingsakte duidelijk is) een andere afspraak zou zijn gemaakt dan in die bevestiging vermeld.

 

Beslissing van het hof

Het hof van discipline bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 2 oktober 2000.

 

Noot

Het systeem van de Advocatenwet voorziet in de mogelijkheid dat de voorzitter van een raad van discipline een klacht afwijst, zonder dat de raad zelf eraan te pas komt. De in artikel 46g lid 1 Advocatenwet omschreven bevoegdheid bestaat wanneer klachten kennelijk nietontvankelijk zijn dan wel kennelijk ongegrond dan wel wanneer de klacht naar het oordeel van de voorzitter van onvoldoende gewicht is. Tegen die beslissing kan de klager verzet instellen bij de raad. Tegen de beslissing van de raad om dat verzet niet-ontvankelijk of ongegrond te verklaren staat geen rechtsmiddel open (artikel 46h lid 4 Advocatenwet).

In het onderhavige geval werd de klager wel in zijn beroep ontvangen door het hof, hoewel eerst de voorzitter en vervolgens de raad negatief over zijn klacht oordeelde. De verklaring zal zijn dat de voorzitter van de raad de klacht niet-ontvankelijk bevond en de raad vervolgens tot het inhoudelijke oordeel kwam dat de klacht ongegrond was.

GJK

Download artikel als PDF

Advertentie