Hof van Discipline, nr. 3299, 8 februari 2002
(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, Gründemann en Goossens)
Raad van Discipline Arnhem, 30 oktober 2000
(mrs. Van Ginkel, Bemelmans, Van Halder, Van de Loo en Van Wijmen)
Het behartigen van tegenstrijdige belangen van verschillende cliënten.
– Advocatenwet artikel 46 (2.4.2 Tegenstrijdige belangen van verschillende
cliënten)
– Gedragsregel 7
Feiten
Klager was directeur van A B.V. Klager bezat, evenals B, adjunct-directeur van A B.V., ongeveer een vijfde van de aandelen in A B.V. De vader van klager bezat ongeveer drie vijfde van de aandelen. A B.V. was oorspronkelijk een familiebedrijf van de familie A. In verband met financiële problemen is in 1999 op advies van de accountant van A B.V. advies ingewonnen bij mr. X. Een eerste bespreking heeft plaatsgevonden tussen mr. X, de accountant van A B.V., klager, de vader van klager en B. Mr. X kreeg de opdracht om de mogelijkheden voor continuering van A B.V. te onderzoeken. Een maand na voormelde bespreking heeft mr. X klager kenbaar gemaakt geen mogelijkheden te zien voor continuering van A B.V. en geadviseerd te overwegen om surseance van betaling van A B.V. aan te vragen dan wel eigen aangifte faillissement te doen. Klager heeft mr. X verzocht hem bij te staan in verband met zijn voornemen na faillissement de activa over te nemen en de activiteiten van de onderneming van A B.V. voort te zetten. Daartoe was mr. X niet bereid. Kort daarna heeft B een afspraak met mr. X gemaakt en met hem gesproken over een ondernemingsplan voor het geval het definitief verkeerd zou aflopen met A B.V. Mr. X heeft vervolgens aan C opdracht verleend tot taxatie van de (bedrijfs)inventaris van A B.V. In een begeleidende brief heeft mr. X aan C medegedeeld dat B één van de beoogde doorstarters van A B.V. is. B heeft met een derde de activa van A B.V. overgenomen tegen betaling van een lumpsum die is berekend mede op basis van het rapport van C. B is bij die transactie begeleid door mr. X.
Inhoud van de klacht
Klager heeft zich erover beklaagd dat mr. X zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door de belangen van twee partijen te behartigen terwijl duidelijk geweest moet zijn dat deze belangen tegenstrijdig waren.
Overwegingen raad
Mr. X is aanvankelijk opgetreden als adviseur van A B.V. Het is evident dat het belang van de aandeelhouders parallel liep met het belang van A B.V., te weten het voortbestaan van de onderneming. De aandeelhouders konden dan ook menen dat mr. X niet alleen de vertrouwenspersoon van A B.V. maar ook hun gezamenlijke vertrouwenspersoon was. Mr. X had dit ook zo moeten begrijpen. Toen op enig moment de belangen van de afzonderlijke aandeelhouders niet meer parallel liepen stond het mr. X niet meer vrij om, na op klagers verzoek om verdere bijstand afwijzend te hebben gereageerd, wel voor B op te gaan treden. De belangen van klager en van B waren immers inmiddels tegengesteld geworden. Door voor B op te gaan treden heeft mr. X het door klager in hem gestelde vertrouwen beschaamd. Meer in het bijzonder kan mr. X worden verweten dat hij achter de rug van klager om, toen nog directeur van de onderneming, opdracht heeft gegeven tot taxatie van de activa van de onderneming, alsmede dat hij later tegen klager is gaan ageren in verband met een concurrentiebeding. Dat mr. X met zijn bijstand aan B het belang van de onderneming voor ogen heeft gehad doet aan het voorgaande niet af. Dat belang had ook door een andere advocaat gediend kunnen worden.
Volgt
Gegrondverklaring van de klacht onder oplegging van een berisping.
Beslissing hof
Bekrachtigt de beslissing van de raad.