Hof van Discipline, 12 juli 2002, nr. 3566
(mrs. Peeperkorn, Boumans, Paulussen, De Kok en Creutzberg)
Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 17 december 2001
(mrs. Van Boven, Brouwer, Grootveld, Hengeveld en Wiersma)
Het tekortschieten in de kerntaak van een advocaat: het behoorlijk voeren van procedures
– Advocatenwet art. 46 (1.2 Vereiste communicatie met cliënt;
1.4.3 Andere tekortkomingen)
– Gedragsregels 4 en 8
Feiten
Mr. X behartigt de belangen van klager in een ontslagzaak. Klager verwijt mr. X onder meer dat hij:
– de termijn voor het nemen van een conclusie van repliek heeft laten verlopen, klager daarvan niet op de hoogte heeft gesteld, en zonder overleg met klager pleidooi heeft gevraagd;
– klager op een te laat tijdstip op de hoogte heeft gesteld van de datum van de mondelinge behandeling;
– klager er niet van op de hoogte heeft gesteld dat hij niet op de mondelinge behandeling zou verschijnen.
Eén jaar eerder behartigde mr. X de belangen van klager in een tegen klager aangespannen kort geding. Klager beklaagt zich er tevens over dat mr. X toen zonder bericht van verhindering niet op de zitting van het kort geding is verschenen.
Mr. X verschijnt niet ter zitting van de raad. Kort voor de behandeling van de onderhavige klachtzaak heeft een andere klachtzaak tegen mr. X gediend. Daarbij heeft mr. X zich er toen op beroepen dat hij wegens medische omstandigheden niet in staat was ter zitting van de raad te verschijnen. De raad heeft toen aan mr. X medegedeeld dat hij diende zorg te dragen voor een medische verklaring waaruit zou moeten blijken dat hij om medische redenen niet in staat was de behandeling ter zitting bij te wonen. Voorafgaand aan de onderhavige zaak heeft mr. X de raad bericht dat zijn huisarts niet bereid was om een doktersattest af te geven aangezien hij van mening was dat dit een ontoelaatbare inbreuk vormt op het medisch geheim in algemene zin en zijn plicht tot het bewaren van een medisch geheim van een arts in het bijzonder. Voorts kondigt mr. X aan dat hij zijn internist nog om een medische verklaring zal vragen doch dat hij vermoedt dat deze op dezelfde gronden zal weigeren een verklaring af te geven.
Overwegingen raad
Algemeen
De raad acht het onaannemelijk, dat mr. X zijn huisarts heeft verzocht te verklaren over de vraag of mr. X medisch gezien in staat moest worden geacht een zitting van de raad bij te wonen, omdat in een zodanige verklaring geen uitspraken behoeven te worden gedaan die de geheimhoudingsplicht van de arts raken. De raad heeft geen reden gezien de behandeling van de klacht aan te houden.
Ter zake van de klacht
De raad stelt vast dat mr. X de termijn voor het nemen van een conclusie van repliek heeft laten verstrijken en dat niet aan klager heeft medegedeeld maar slechts aan klager heeft medegedeeld dat hij pleidooi had gevraagd, waardoor hij klager een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Voorts stelt de raad vast dat mr. X klager te laat heeft geïnformeerd over de datum van de mondelinge behandeling en dat mr. X klager te laat er van op de hoogte heeft gesteld dat hij door ziekte verhinderd zou zijn de mondelinge behandeling bij te wonen.
Ten slotte stelt de raad vast dat mr. X zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de zitting in kort geding van één jaar eerder.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel
De raad heeft mr. X bij beslissing van 20 januari 1997 en bij beslissing van 26 mei 1997 de maatregel van enkele waarschuwing respectievelijk berisping opgelegd. Het Hof van Discipline heeft mr. X bij beslissing van 12 juli 1999 de maatregel opgelegd van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 maanden. Bij beslissing van 23 augustus 1999 heeft het Hof van Discipline een door deze raad bij beslissing van 18 mei 1998 opgelegde maatregel van enkele waarschuwing bekrachtigd. Bij beslissingen van 22 januari 2001 is telkens de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 maanden opgelegd tegen welke beslissingen beroep is ingesteld door mr. X. Een cliënt die een zaak ter behandeling opdraagt aan een advocaat, verlaat zich op de kundigheid en de zorgvuldigheid die hij van een deskundig en toegewijd raadsman mag verwachten. Het is bijzonder laakbaar dat mr. X niet alleen ter kortgedingzitting maar ook ter zitting die was vastgesteld voor het voeren van pleidooi, verstek heeft laten gaan zonder klager tijdig te informeren. Evenzeer is in hoge mate verwijtbaar dat mr. X klager verkeerd heeft voorgelicht nadat de termijn voor het nemen van een conclusie van repliek was verstreken. De raad stelt vast dat mr. X tekort is geschoten in de kerntaak van een advocaat, namelijk het behoorlijk voeren van procedures. Mede gezien het tuchtrechtelijk verleden van mr. X acht de raad het opleggen van een schorsing in de uitoefening van de praktijk gedurende een periode van 4 maanden passend en geboden.
Volgt
Gegrondbevinding van 3 klachtonderdelen en oplegging van de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 4 maanden, geheel onvoorwaardelijk.
Overwegingen hof
Het hof stelt vast dat mr. X geen grieven heeft aangevoerd tegen de door de raad vastgestelde feiten en dat het onderzoek in hoger beroep niet geleid heeft tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
Volgt
Bekrachtiging van de beslissing van de raad.